Een week in woorden 4
woensdag 8 maart 2017
Zaterdag: Gelezen: ‘Met de juiste hoeveelheid alcohol in je bloed, zie je er echt beter uit! Twee glazen op 75 kilo mens geeft het optimale effect.’ Welja, allebei aan de alcohol voor een date en de zon gaat schijnen...Hoe dan ook, het is een zonloze wandeldag, vandaag: samen met twee vriendinnen loop ik een uitgezette tocht van twintig kilometer. We starten in de regen en na vijftien kilometer regent het nog. Rust bij de Mac, kom ik daar ook eens. Ik warm m’n handen aan een kartonnen bekertje thee. Mijn regenjack lekte door na ruim negen jaar trouwe dienst, en m’n nieuwe schoenen bleken even lek als de oude.
Zondag: Het Theehuis in Grouw is aan het afbranden. Wat erg. Ik heb zoetzure herinneringen aan die plek, aan die zwoele avond op het terras, aan het uitzicht op het spiegelgladde meer. Goed eten op onze borden, goede wijn in onze glazen en de verwarring achteraf omdat zoveel verliefdheid niet de bedoeling was. Ik bestel een nieuw regenjack. Knalroze.
Maandag:Duizend kusjes voor mijn verre, jarige kleindochter!
Dinsdag: De badkamer en het toilet moeten leeg. Helemaal. Morgen begint het circus dat renovatie heet en ik heb geen kruiskopschroevendraaier die past op de schroeven waarmee mijn make-up spiegel en handdoekenrek zijn vastgeschroefd. De opzichter die komt controleren of mijn ‘leeg’ leeg genoeg is, vindt het geen probleem. Zijn mannen schroeven ze wel even los.
Woensdag: Om half acht in de ochtend klopten ze aan de deur, de mannen met werkschoenen en grijze pakken. Ze hebben elektrische drilboren bij zich, en grote rollen wit afdekmateriaal. Wat volgt is zoveel herrie, cementgruis en gipsstof dat ik de bus naar Groningen neem. Naar de beelden van Rodin, en naar de winkel waar ik mijn lekke nieuwe schoenen heb gekocht. De Denker is ook van gips. Ik kijk heel lang naar hem. Hij heeft imposante spieren, glad en welgevormd. Verboden aan te raken...
Donderdag: Weer een dag vol herrie. En als het stil is, als ze weg zijn, de mannen met werkschoenen aan, open ik de deur van het berghok waar de cv-ketel hangt en waar de stofzuiger staat. Ik knip het licht aan en kijk rond. In het gelige licht liggen ze daar, de kampeerspullen, de reistassen, de doos met lampen voor ooit, de tas met kleren die nog niet weg mogen, de schaatsen, de stofzuiger. Ze lijken er al eeuwen te liggen. Ze zijn bedekt met een dikke laag gipsstof, wit-glinsterend in het gelige licht. Het is heel stil daarbinnen, terwijl het er altijd vrolijk was. Kleurig. Ik doe de deur weer dicht. Dit hoef ik vast niet zelf schoon te maken.
Vrijdag: Speciaal voor mij geselecteerd door de algoritmes van Facebook: het artikel ‘Twijfel je of het haalbaar is om kippen te houden?’ Ik wist niet dat mijn klikgedrag op belangstelling voor het houden van kippen wees, maar mij verbazen over de vraag en nadenken over een goed antwoord is een mooi tijdverdrijf terwijl op mijn badkamervloer een vriendelijke man cement zit uit te strijken. Nee, ik twijfel er niet aan of het is haalbaar om kippen te houden, mijn antwoord is dus ‘nee’. Maar ik wil helemaal geen kippen, mijn antwoord zou dus ook ‘ja’ kunnen zijn. Begint niet alle groots met een twijfelloze wens? Er is iets mis met die kippenvraag. Het is ‘twijfel je aan mijn liefde voor jou’ vragen vóór ‘ik hou van je’ te zeggen.
Er is ook iets mis met de tijd. De afgelopen dagen is de tijd voorbij gekropen. Tijd die ik heb verrommeld. De impact van slaapgebrek, lawaai, gipsstof, cementgruis, kitdampen en de hele dag mannen over de vloer is nogal groot. Het komt wel weer goed.
geplaatst door RodeJas - 7948 keer gelezen
Vorige berichten
Potjeslatijn
Op ieder potje past een dekseltje. Voor de potjes in mijn keuken gaat dat doorgaans wel op. De potjes en deksels zijn redelijk standaard en vaak uitwisselbaar. Ik kan bovendien ervan uitgaan dat wanneer een potje vandaag bij het deksel past, dat het ook morgen nog het geval zal zijn. Die voorspelbaarheid is een hele geruststelling. Ik ben ook vertrouwd met de inhoud van mijn potjes. Ik weet welke ingrediënten ik moet combineren om er een behoorlijke maaltijd mee mee op tafel kan krijgen. Met sommige ingredienten moet ik behoedzaam omgaan, dat heb ik allemaal wel onder de knie. Per slot van rekening heb ik tijd genoeg gehad om dat allemaal te ontdekken. Mijn verzameling potjes is in de loop der jaren behoorlijk uitgedijd, maar desalniettemin overzichtelijk, alles heeft zijn plek gekregen.
In spreekwoordelijke zin is het een ander verhaal. Potje-vindt-dekseltje mag dan opgaan voor twintigers – vooropgesteld dat die redelijk ongeschonden door de puberteit heen zijn gekomen – maar als vijftig- zestig- zeventigplussers zijn we net als die keuken, ieder van ons een hele verzameling potjes gevuld met verhalen en ervaringen. En op sommige potjes zit ook al een stevig deksel – de kunst is dan juist om het deksel er ooit nog eens vanaf te krijgen, zodat de inhoud verwerkt kan worden. Onze eigen potjes zijn ons vertrouwd, we weten wat er in zit en hoe we ermee moeten omgaan. Maar de potjes die een ander meebrengt, daar moet je maar het beste van hopen.
De vele jaren die mensen feitelijk nodig hebben om elkaars provisiekast te leren kennen en daarmee mooie mengsels te creëren is ons vaak niet gegund. Begrijpelijk ook, want je kunt van te voren niet weten of dat überhaupt kans van slagen heeft. Maar als je nog niet van elkaar weet welke potjes een ander meebrengt, van welke potje je kunt proeven en welke je nog maar even dicht moet laten, dan moet je maar net de mazzel hebben dat je het juiste dekseltje losdraait. En daarna weer, totdat je ook eens een potje kunt breken. En omgekeerd is dat natuurlijk ook het geval. Anders maak je er een potje van. Dat is dus bijna onvermijdelijk.
Potjes met gedistilleerde levenservaring, levenslessen ook, is een voorstelling van zaken die bekend is geworden door de tovenaarswereld van Harry Potter - die naam komt ook niet uit de lucht vallen: potjes met dromen, angsten, verlangens. Vaak een geheimzinnige, duistere inhoud die bedoeld is om geheim te blijven, of in elk geval in de private sfeer, maar in een fantasiewereld loopt het uiteraard anders en aan het eind komt alles goed. Joanne Rowling had het idee overigens weer, althans dat vermoed ik, van Roald Dahl’s GVR. De vriendelijke reus die dromen verzamelt in glazen potjes en de fijne dromen naar slapende kinderen blaast met zijn dromentrompet. De potjes met foute dromen zijn rood en die met goede dromen zijn blauw of groen. Was het maar zo eenvoudig.
In de zevende hemel
Vorige week was er iedere avond een kerstfilm op tv. Meestal zijn die films mierzoet, dus ga ik daar niet naar kijken. Maar ach, eentje om alvast een beetje in kerstsfeer te komen kan geen kwaad. Zoals vaak het geval is, was de plot overbekend. Een jonge, knappe prins die incognito een lief, mooi burgermeisje ontmoet.
Zij werkt in een banketbakkerszaak met heerlijke bonbons, chocola en gebak. Hij wordt straal verliefd op haar. Zij weet uiteraard niet dat hij een prins is en hij geniet daar met volle teugen van. Deze plot zou prima kunnen passen in de boekjes van de Bouquetreeks, de hoofdpersonen daar zijn zonder uitzondering ook jong en knap. Meestal zijn het twintigers, hooguit begin dertig jaar. Ze leven in een droomwereld die veel mensen aanspreekt.
Wat me soms opvalt in de datingwereld, dat er nog best vaak gedroomd wordt van de perfecte man of droomvrouw, waardoor je je ineens in de zevende hemel waant. Alleen zijn wij ongeveer veertig jaar ouder dan de hoofdpersonen in die tv-films. Ik denk ook weleens aan die boeken van de bouquetserie als ik in het profiel van een man van 70+ lees : ik wil de sterren van de hemel vrijen met haar. Zij, ook 70 zou graag in zijn sterke armen willen verdwijnen.
Als je zoiets opschrijft voel je je in je hoofd misschien ook wel weer twintig jaar. In werkelijkheid zijn velen ons niet meer zo soepel en lenig. Twee tot drie dagen spierpijn lijkt me na zo'n woeste vrijpartij niet denkbeeldig. Daarom vind ik intimiteit een veel beter woord. Intimiteit kent vele gradaties. Van een arm om je heen, tot knuffelen, elkaar teder aanhalen. Wat daar verder nog van komt zie ik later wel weer...
Door het raam
Tenminste twintig minuten, zo lang moet ik dit volhouden van mezelf. Mijn benen draaien rond en rond, mijn armen bewegen in hetzelfde ritme heen en weer. Crosstrainer, zo heet dit ding. Het staat voor het grote raam, naast de loopbanden, en er zitten knopjes op waarmee ik de draaicirkel kan vergroten en verkleinen. Die draaicirkel moet natuurlijk groter, steeds groter - wat goed is voor de heup, voor de heupen. En goed voor mijn moreel.
Het raam van de sportschool is van donker glas, het soort glas dat de wereld van binnen naar buiten gezien helder maakt, en de wereld van buiten naar binnen juist donker. Binnen, daar wordt serieus getraind: Het aardige echtpaar, de grijze man met het buikje, de hockey meisjes, de behulpzame Engelsman, de man die zijn drinkfles alvast op zijn volgende toestel zet, de donkere jonge vrouw in het wijde, witte trainingspak. Ze straalt stijl en klasse uit, deze vrouw, en ze zegt nooit wat. Totdat ze verschrikkelijk hard niest in de toiletruimte achter de kleedkamer. ‘Did I frighten you’, vraagt ze helemaal betraand om het hoekje van de deur. ‘No, you amazed me. I didn’t know you could sneeze that loud’. Ze lacht, en we wensen elkaar ‘a nice day’ als ik naar huis ga.
En buiten, buiten op het plein, daar lopen de scholieren, de reizigers met hun rolkoffers en hun rugtassen, de vaders en moeders met hun kinderwagens en hun boodschappentassen. De scholieren dragen zwarte puff jacks op grijze joggingbroeken - behalve die ene prachtige jongen. Die jongen draagt een wijd uitstaand capuchonjack tot net boven zijn blote navel. Ze lijken elke dag vijf euro mee te krijgen om van te lunchen, de scholieren. Genoeg voor een plastic zakje met twee croissantjes, een blikje energiedrank en een zak chips. Eetze, kinders! De jongens kijken niet naar het raam van de sportschool, de meisjes wel - en aan het even verschikken van hun haren te zien, kijken ze dan naar hun eigen spiegelbeeld. Soms ziet iemand mij - mijn haar licht nogal op achter het donkere glas - en soms zwaait zo iemand dan maar. Ik zwaai terug, voel mij voor even de koningin van de crosstrainers. Mannen wanen zich nogal eens ongezien, alsof het buiten voor mij even donker is als voor hen binnen. Zo’n man blijft dus kijken, zolang hij voor het raam loopt. Ha, ik kan langer naar hem kijken dan hij naar mij! Hij is een docent, een reiziger, een man op weg naar de supermarkt. En ik ben Lois Dodd*, de kunstdocent wier eigen werk pas groots werd tentoongesteld toen ze 85 was. Ze schildert ramen, en het licht dat op de wereld achter het raam valt. Het valt op een open ruimte - zoals achter mijn raam - op bomen, gebouwen, op een heel bos, op het raam van een schuurtje, op het wapperende wasgoed aan de lijn. Rode lakens! Die zullen niet in de wasmachine naar vlekkerig roze verkleuren door een rode sok.
Over sokken gesproken: Ik trof een orthopeed die pas aan opereren denkt als het me niet meer lukt om mijn sokken aan te trekken. Dat heb ik zo voor elkaar, hoor: Een maand lang minimaal bewegen en kijk nou eens, ik kan mijn sokken niet meer aantrekken! Eh. Dat ga ik dus niet doen. Zelfs als jij belooft elke ochtend langs te komen om mij mijn sokken aan te trekken, ga ik dat niet doen.
*Lois Dodd heeft momenteel een expositie in het Haagse Kunstmuseum: ‘Framing the ephemeral'.