I never promised you a rose garden
maandag 27 augustus 2018
I never promised you a rose garden
Een discussie op ons forum waar ik zelf aan mee deed inspireerde mij ditmaal, om de door mij gehanteerde titel wat nader uit te diepen. Vrijwel iedereen kent natuurlijk de song van Lynn Anderson in 1970. De tekst hiervan heeft het boek van Hannah Green (pseudoniem voor Joanne Greenberg) uit 1964 als uitgangspunt. In dit boek gaat het over een schizofreen meisje in het naoorlogse Amerika, haar opname in een psychiatrisch ziekenhuis en haar moeizame tocht naar genezing (bron: Wikipedia).
Als we tegenwoordig deze tekst, ook in de vertaling overdenken zijn we geneigd er een ander beeld bij te plaatsen. Wij denken al snel aan de belofte, die twee geliefden aan elkaar doen. Als je van elkaar houdt wil je zeker in het begin graag de sterren van de hemel plukken. Alles doen om het elkaar zoveel mogelijk naar de zin te maken. Maar… toch beloofde je de ander nooit, dat hij of zij enkel en alleen in een rozentuin zou vertoeven. In een relatie zijn nu eenmaal ups en downs.
Wat is het moeilijk om met elkaar afspraken te maken en je van weerszijden ook aan dei afspraken te houden. Dat hebben velen van ons meegemaakt, als ze voor de ambtenaar van de burgerlijke stand staan en / of voor de priester of predikant in de kerk en elkaar de trouwbelofte doen. De Engelsen en Amerikanen verwoorden dat weer iets anders:
“Will you love him / her, for better and for worse”, In goede en slechte dagen.
Die afspraken / beloften beginnen in een relatie al heel vroeg. Eigenlijk al na de eerste date, dan spreek je met elkaar af of er een vervolg komt en zo ja, hoe je dat vorm geeft.
Ik heb de indruk, dat als je meer dan een relatie in je leven had, jouw inzet bij elke relatie verschillend is. In het begin zijn er bijna altijd roze wolkjes, maar dan? Hoeveel investeer je in het contact en ben je bereid daar steeds aan te werken?
De grote valkuil is mijns inziens, dat we de ontwikkeling van een relatie vaak maar over ons heen laten komen, zeker als het schijnt dat we er niet veel voor hoeven doen. Als de ander bijvoorbeeld echt stapelverliefd op je is, hoe stel jij je dan op?
Heel belangrijk is je houding, als er minder prettige dingen gebeuren in het leven van je nieuwe partner. Mijn vroegere vriendin (die ik in 2013 ook via deze site ontmoet had) heeft ruim een half jaar geleden een nieuwe vriend ontmoet. In juni sprak ik haar, en ik heb haar gefeliciteerd met deze verandering in haar leven. Evenwel, ze meldde ook dat er bij haar onlangs Parkinson is geconstateerd. Ik durfde haar toen niet te vragen, hoe haar vriend dat heeft opgepakt. Hun toekomst is hierdoor anders dan ze wellicht hoopten, toen ze elkaar ontmoetten.
Wanneer een van beiden zonder inkomen komt te zitten is dat weer een andere onprettige verandering die zeker van invloed is op een relatie. Hoe ga je daar mee om?
Tenslotte, hoe stel je je op als je al bij het eerste contact op de hoogte bent van een ziekte of een “financieel ongemak” bij de ander? Dit staat niet altijd in een profiel beschreven! Ik denk dat eerlijkheid hierover een must is. Hoe pijnlijk het ook kan zijn om daarmee voor de dag te komen. Want, ook al vertel je het niet meteen, later komt het toch uit! Natuurlijk worden je kansen op een verbintenis kleiner, niet iedereen zal je accepteren als hij / zij op de hoogte is van je geschiedenis. Sowieso denk ik, dat het aangaan van zo’n contact vanuit een gevoel van mededogen niet juist is…. Kortom, genoeg stof om over na te denken. Zeker weten, niet iedereen zal het met mij eens zijn. Jammer dan.
geplaatst door Aktivo1 - 6221 keer gelezen
Vorige berichten
Inwonen bij je eigen kind
Ik ben lid van een gespreksgroep waar dit onderwerp niet zo lang geleden op de agenda stond : denk je erover om te gaan inwonen bij je eigen kind. Er is ook een Arubaanse vrouw in onze groep die 40 jaar geleden vanuit Aruba naar Nederland is gekomen om hier als verpleegster te komen werken, Ze is later ook met een Nederlandse man getrouwd. Haar inbreng was verfrissend, maar opende ook mijn ogen. Zij kon hun totaal andere opvatting daarover goed onder woorden brengen en ook het enorme verschil in woonsituatie. In Aruba is het ondenkbaar dat je je eigen ouder(s) op leeftijd in een verpleeghuis of woongemeenschap gaat onderbrengen, je neemt gewoon vader of moeder in huis, dat zit in onze cultuur, vertelde ze. Nou lenen de huizen in Aruba zich daar ook veel beter voor dan hier in Holland, want (bijna) alle huizen zijn vrijstaand met veel ruimte eromheen en alles is gelijkvloers, een trap naar boven hebben we niet. Bovendien is Aruba klein, we wonen sowieso niet ver bij elkaar vandaan.
De discussie brandde in alle hevigheid los. Mijn kinderen wonen wel ver weg en werken nog fulltime, zei een dame. Een man vertelde : mijn zoon woont met zijn gezin 2 hoog in een huurhuis in Amsterdam, waar je eerst via een stenen trap naar de voordeur moet zien te komen. Hij heeft bovendien geen aparte ruimte voor mij beschikbaar in zijn huis. Mijn dochter heeft een vrijstaand koophuis met een grote tuin, daar zouden we best een aanbouw aan kunnen maken, maar ik wil zelf graag in een kangaroo-huis in de achtertuin bij haar wonen, dan houd ik toch mijn zelfstandigheid, zei de leidster van onze groep. We zijn daar al heel lang voor in onderhandeling met de gemeente, maar we krijgen nog steeds geen vergunning daarvoor.
Een ander groepslid ging daar op in : jouw dochter kan tenminster een aanbouw realiseren, mijn ene kind heeft een postzegeltuintje, daar is echt geen aanbouw mogelijk, mijn andere kind heeft een piepklein appartement met balkon, daar is helemaal niks mogelijk. Een andere man van onze groep nam nu het woord : heb jullie er al bij stilgestaan dat de huurtoeslag of zorgtoeslag ook gekort kan worden als je een ouder in huis neemt? Daar zijn weer allemaal regels voor. Niet voor niets verlenen kinderen hun ouders liever mantelzorg ipv vader of moeder in huis te nemen, zei hij verder nog.
Weer een ander lid van onze groep voegde daar aan toe : en als er maar EEN kind dichtbij woont en de rest ver weg, draait die er meestal voor op, meestal de dochter of de schoondochter. Aub hier niet gaan generaliseren sloot de gespreksleidster de discussie af. Er zijn genoeg zonen die hun aandeel leveren, niet alleen met klusjes, ook met autovervoer naar het ziekenhuis, boodschappen doen, of met de verzorging. Ik denk dat we hier nog maar eens goed over moeten nadenken voor we echt de stap gaan nemen, Het is niet zo eenvoudig allemaal..
De tijd van je leven is nu!
Ik verwonder mij vaak over de manier, waarop een ieder invulling geeft aan zijn of haar leven. Als ik mijn eigen leven evalueer vraag ik mij ook af, waarom ik bepaalde dingen doe of juist nalaat te doen. Ditmaal wil ik juist dat nalaten onder de loep nemen. Wie avond aan avond achter de tv gekluisterd zit beschikt op den duur over een grote kennis van het wereldgebeuren. Maar veelal zonder daar persoonlijk bij betrokken te zijn. Ooit heb ik een tijdje iemand gekend, die anderen uitsluitend deelgenoot maakte van wat zij op de tv zag, ze ging ook niet vaak de deur uit.
Als ik bij haar op visite kwam werd ik overstelpt met een terugblik over wat zij op de tv gezien had, ik ben zelf een heel bescheiden tv kijker, en haar favoriete programma’s waren maar zelden in overeenstemming met wat mij boeit. Ik zei overal maar ja en amen op maar heel eerlijk gezegd interesseerde het mij geen biet. Ik wilde haar liever in haar waarde laten dan ronduit te zeggen, dat mijn belangstelling elders lag.
Er zijn helaas veel mensen die grof beschouwd een kleine leefwereld hebben door lichamelijke of psychische problemen, tv-programma’s zijn dan een prima middel om een wereldbeeld te krijgen, dat tot op zekere hoogte overeenkomt met de realiteit. Wie redelijk gezond zijn, en recht van lijf en leden doen vaker binnen wat er mogelijk is alles om zelf ter plekke aandacht te geven aan de wereld om hen heen. De dame uit de eerste alinea had geen fysieke of psychische beperkingen. Mijn ouders waren ook liefhebbers van de tv, die zoveel jaren geleden nog in zijn kinderschoenen stond.
De titel deze blog is de tekst van een bordje, wat ik spotte bij een bloemenstal in Haarlem. Uiteraard is de titel van het bordje bij de bloemenstal een oneliner. Ik vroeg aan de eigenaresse van de stal of ik een foto mocht maken, dat was prima; vertelde dat ik dit ging gebruiken voor een blog. Ook dat was okay. De tekst betekent volgens mij dat je geen tijd onbenut voorbij moet laten gaan maar elke kans moet aanpakken om echt te leven. Nogmaals, er zijn mensen die die kans niet of maar ten dele kunnen benutten. Ook is het ieders keuze. Verder zijn er aan de andere kant mensen, die juist alles op alles zetten om een zinvol leven te leven. Ze worden aan alle kanten bewonderd, krijgen pluimpjes, ze vervullen een voorbeeldfunctie, anderen spiegelen zich graag aan hen. Zo ken ik iemand uit mijn directe omgeving die als privé NGO-er mooi werk in Gambia doet.
Ik heb er serieus spijt van, dat ik zo weinig over de grenzen van ons eigen kikkerlandje heb gekeken, en in mijn dagelijkse, wekelijkse en jaarlijks routine bleef steken. Nu daar de ruimte voor is wil ik de tijd van mijn leven zo divers mogelijk besteden. Over wat ik onderweg en op mijn vakantiebestemming beleef durf ik weer wel aan anderen iets te vertellen, wat dat betreft is een blog een uitstekend middel om iets wat mij geraakt heeft door te geven. Trouwens, niet alleen wat ik tijdens mijn vakantie meemaak, is de moeite waard om door te geven. Vaak genoeg krijg ik inspiratie van mensen uit allerlei groepen, die ik regelmatig bezoek.
Wie durft ook te bekennen dat zijn of haar leven wat nieuwe impulsen nodig heeft? Brengt zo’n bordje je op andere gedachten?
Een geheel andere impuls kun je in je leven krijgen, als je iemand ontmoet met wie het klikt. Dan ga je niet alleen de tijd van jouw leven maar ook samen de tijd van elkaars leven nu een deels andere, meer bijzondere invulling geven. Uiteraard moeten jij en je nieuwe partner daar weer wel voor open staan. En er moeten goede afspraken gemaakt worden.
Een mooie plek voor een kusje
Ik ben thuis, bij moeder, zussen en broer. Er is ook een man in een gestreepte wollen trui die mijn geliefde schijnt te zijn. Hij gaat voor me zitten op de brede kruk en roept dat hij aangehaald wil worden. Hij draagt zo’n ongemakkelijk strak wandeltasje op zijn rug. Ik gooi plagerig een dikke draad wol om hem heen, waardoor hij voorover kukelt en naar de andere kant van de kamer rolt. Moeder, zussen en broer kijken me aan met kille ogen. ‘Jij ruimt wel zelf de rommel op’, zeggen die ogen. Ik weet dat ik droom, dat ik hem mooi kan laten liggen waar hij ligt.
Wij, hij en ik, staan naar een opgezet dier te kijken. ‘Veelvraat’ heet het dier. Ik leg mijn hand op de buik van de man naast me, en zie een halve glimlach. Het is goed, denk ik, ik mag hem plagen. Hij wilde mij immers optillen vanwege mijn luttele zestig kilo’s. Dat kan hij vast wel; hij is een sterke, fitte man. Maar ik wil niet opgetild worden. Wel omhelsd, maar dat vergat ik er bij te zeggen.
Ik had mijn ligstoel in de donkere tuin gezet om te gaan slapen. Dacht ik. Maar er klopt iets niet. Ik mis mijn tas; die staat achter het kussen in mijn Eindhovense logeerbed, en rondom de boom schittert een laagje water. Eenden zoeken daar een slaapplek door zich de zandige plas in te wriemelen, en soms kiest een eend een plek waar al een eend ligt. Ze krijsen naar elkaar. Ik besef dat ik in de tuin van de buren lig, en ga beschaamd via mijn eigen tuin weer naar binnen. In de keuken staan twee buurvrouwen met mijn oom te praten. Is dit ook het huis van de buren? De buurvrouwen zeggen dat excuses niet nodig zijn, het is immers lastig zo, met die weggebroken schutting. De oom zingt een verliefderig liedje voor me. Hij begeleidt zichzelf op een speelgoed gitaartje, en hij wordt boos als ik niet verliefderig wil reageren. De buurvrouwen klappen opgetogen in hun handen. Er ligt overal geel stof in het huis. Eerst maak ik de muren schoon, met een doek, en de oom kuist de plinten. Dan de vloer, waar het stof uit wespen blijkt te bestaan. Ik pak er mijn steelstofzuiger bij, maar ze laten zich niet opzuigen. Overal liggen nu grote klodders wespen. Mijn broer gaat het oplossen, zegt hij.
Wij, hij en ik, lopen door de feeëriek verlichte duisternis van de stad, mijn stad, op weg naar het station. Hij gaat terug naar huis, naar zijn eigen stad. We lopen over een bol bruggetje. Op het hoogste punt blijft hij staan en keert zich naar mij toe. Hij zegt: ‘Dit is een mooie plek voor een kusje.’ Wat helemaal waar blijkt te zijn.
We (wie?) gaan op stap, naar de dierentuin, met nogal wat auto’s. Ik moet ook rijden, al kan ik dat niet. Steil naar beneden, een geel weggetje af en de pont op. De pont staat vol gigantische, zwarte machines. De mannen gaan uitleggen wat ze allemaal kunnen, die machines. In de dierentuin liggen de vijvers vol met rode katjes. Ik pak ze uit het water, denk ze te redden, maar ze reageren niet op mijn warme handen. Er rijdt een goudkleurig bestelbusje langs waarop allemaal plaatjes staan van de katjes. Misschien gaat de chauffeur ze redden.
Ik zit alleen in de trein terug naar huis, een ritje van vijf minuten. Op het nippertje gehaald, zoals hij zijn trein op het nippertje zal halen. Hè? We nemen allebei de trein van 19:23 uur en er gaat ons geen lichtje op? Met het sluiten van de deuren hoor ik achter me mijn naam noemen. Ik draai me om - en kijk in het gezicht van een man die heel hard heeft moeten rennen. Wij, hij en ik, hebben nog vijf minuten extra.
Kortom, ik heb heel wat af gedroomd, die paar koortsige dagen en nachten in het tweepersoons logeerbed bij mijn dochter in Eindhoven. En wat ik niet gedroomd heb, is echt gebeurd. Gelukkig wel!