Op zoek naar iets positiefs...
donderdag 16 januari 2020
Ik heb mij ruim een jaar geleden geabonneerd op de plaatselijke krant. Ik volgde daarvoor het nieuws op het journaal op de televisie en tussen de journaals door ook via de link van Teletekst op mijn pc en via Nu.nl. Zo was ik steeds up to date. Het zit me dwars, dat al deze nieuwskanalen voor het overgrote deel informatie bij mij bezorgen over negatieve gebeurtenissen. De journaalredactie en de redacties van de kranten bepalen wat er via de media tot mij komt. De verhouding tussen de berichtgeving over datgene, waar ik blij van wordt in de wereld en in mijn eigen omgeving met de informatie over nare zaken is mijns inziens niet correct. Er gebeuren echt ook positieve dingen. Die worden een beetje weggemoffeld. Ik denk dat die dingen niet zo opzienbarend zijn, waardoor de redacties het niet de moeite waard vinden om er in het nieuwsoverzicht aandacht aan te besteden.
Het is daarom naar mijn smaak heel begrijpelijk, dat veel mensen depressief worden doordat ze voortdurend geconfronteerd worden met de narigheid, die over hen heen gestort wordt. Ik kanaliseer een en ander zoveel mogelijk door vooraf de items die getoond worden door te lopen en dan pas om acht uur de tv aan te zetten. In de krant sla ik bepaalde artikelen over negatieve gebeurtenissen bewust over. Nu zullen sommige mensen mij op de vingers tikken: Dat is struisvogelgedrag van jou. Maar, mag ik?
Hoe compenseer ik die publiciteitsstroom van minpunten? Natuurlijk kan berichtgeving over minder leuke dingen iets te maken hebben met zaken, die ook mijzelf raken, dat kan omdat in mijn persoonlijke leefomgeving bepaalde zaken spelen. Wie familie heeft wonen in Australië wordt innerlijk bewogen door de bosbranden, die daar woeden. Maar ik ken ook mensen die in een algemeen gesprek steeds ach en wee roepen over alles wat er in de wereld mis is. Toegegeven, er is veel narigheid. Maar om mij daarin te begraven en mijn stemming daardoor naar niveau nul te laten dalen gaat me te ver.
Is dat misschien de reden dat ik maar ook velen met mij op zoek gaan naar een manier om even te ontsnappen aan de misère? Ik zoek naar een evenwicht tussen de rampen en wat plezier in het leven. In 1934 zong Lou Bandy het onvergetelijke lied:
Schep vreugde in ’t leven, zet je zorgen aan de kant.
Zo’n lied bemoedigt mij, daar knap ik van op! Het werd notabene gezongen in de tijd van de grote depressie, toen veel mensen werkeloos waren.
In 1956 trad deze bijzondere zanger voor het laatst voor het voetlicht.
Ik ga hopelijk ook dit jaar weer een of twee reisjes maken, een of twee weken verkeren in een andere omgeving. Een gezond tegenwicht naast de narigheid in mijn eigen omgeving en in de rest van de wereld. Voor zo’n reisje moet ik trouwens als ik het goed doe eerst op internet kijken, wat voor een reisbestemming de veiligste landen zijn. Tot mijn grote verbazing zijn dat in Europa Malta, Polen, Monaco en IJsland. Dat had ik niet verwacht… Hoewel Malta zo corrupt is als de pest. Sluit ik door de keuze van een bepaald vakantieland en sowieso door op vakantie te gaan mijn ogen voor de ellende elders? Dat geluid zou mij vanuit een bepaalde hoek kunnen bereiken… Inderdaad, over deze landen lees ik niet veel in de krant en over deze landen hoor ik ook niet veel tijdens het journaal. Zou dan mijn aanname in de eerste alinea van deze blog niet ver bezijden de waarheid zijn?
Ook bij het daten en bij de communicatie voor een date, ja zelfs bij het opstellen van een profiel is een positieve insteek van belang. Ik word aangetrokken door een profiel met een vleugje humor. Als ik in een profiel zaken lees waar ik zeker afknap zal ik daar nooit een berichtje aan wagen. Dat betekent tevens dat ik de plusjes, die ik lees meer zou moeten benadrukken.. Hoe belangrijk is een goed evenwicht in dezen..
geplaatst door Aktivo1 - 3344 keer gelezen
Vorige berichten
Potjeslatijn
Op ieder potje past een dekseltje. Voor de potjes in mijn keuken gaat dat doorgaans wel op. De potjes en deksels zijn redelijk standaard en vaak uitwisselbaar. Ik kan bovendien ervan uitgaan dat wanneer een potje vandaag bij het deksel past, dat het ook morgen nog het geval zal zijn. Die voorspelbaarheid is een hele geruststelling. Ik ben ook vertrouwd met de inhoud van mijn potjes. Ik weet welke ingrediënten ik moet combineren om er een behoorlijke maaltijd mee mee op tafel kan krijgen. Met sommige ingredienten moet ik behoedzaam omgaan, dat heb ik allemaal wel onder de knie. Per slot van rekening heb ik tijd genoeg gehad om dat allemaal te ontdekken. Mijn verzameling potjes is in de loop der jaren behoorlijk uitgedijd, maar desalniettemin overzichtelijk, alles heeft zijn plek gekregen.
In spreekwoordelijke zin is het een ander verhaal. Potje-vindt-dekseltje mag dan opgaan voor twintigers – vooropgesteld dat die redelijk ongeschonden door de puberteit heen zijn gekomen – maar als vijftig- zestig- zeventigplussers zijn we net als die keuken, ieder van ons een hele verzameling potjes gevuld met verhalen en ervaringen. En op sommige potjes zit ook al een stevig deksel – de kunst is dan juist om het deksel er ooit nog eens vanaf te krijgen, zodat de inhoud verwerkt kan worden. Onze eigen potjes zijn ons vertrouwd, we weten wat er in zit en hoe we ermee moeten omgaan. Maar de potjes die een ander meebrengt, daar moet je maar het beste van hopen.
De vele jaren die mensen feitelijk nodig hebben om elkaars provisiekast te leren kennen en daarmee mooie mengsels te creëren is ons vaak niet gegund. Begrijpelijk ook, want je kunt van te voren niet weten of dat überhaupt kans van slagen heeft. Maar als je nog niet van elkaar weet welke potjes een ander meebrengt, van welke potje je kunt proeven en welke je nog maar even dicht moet laten, dan moet je maar net de mazzel hebben dat je het juiste dekseltje losdraait. En daarna weer, totdat je ook eens een potje kunt breken. En omgekeerd is dat natuurlijk ook het geval. Anders maak je er een potje van. Dat is dus bijna onvermijdelijk.
Potjes met gedistilleerde levenservaring, levenslessen ook, is een voorstelling van zaken die bekend is geworden door de tovenaarswereld van Harry Potter - die naam komt ook niet uit de lucht vallen: potjes met dromen, angsten, verlangens. Vaak een geheimzinnige, duistere inhoud die bedoeld is om geheim te blijven, of in elk geval in de private sfeer, maar in een fantasiewereld loopt het uiteraard anders en aan het eind komt alles goed. Joanne Rowling had het idee overigens weer, althans dat vermoed ik, van Roald Dahl’s GVR. De vriendelijke reus die dromen verzamelt in glazen potjes en de fijne dromen naar slapende kinderen blaast met zijn dromentrompet. De potjes met foute dromen zijn rood en die met goede dromen zijn blauw of groen. Was het maar zo eenvoudig.
In de zevende hemel
Vorige week was er iedere avond een kerstfilm op tv. Meestal zijn die films mierzoet, dus ga ik daar niet naar kijken. Maar ach, eentje om alvast een beetje in kerstsfeer te komen kan geen kwaad. Zoals vaak het geval is, was de plot overbekend. Een jonge, knappe prins die incognito een lief, mooi burgermeisje ontmoet.
Zij werkt in een banketbakkerszaak met heerlijke bonbons, chocola en gebak. Hij wordt straal verliefd op haar. Zij weet uiteraard niet dat hij een prins is en hij geniet daar met volle teugen van. Deze plot zou prima kunnen passen in de boekjes van de Bouquetreeks, de hoofdpersonen daar zijn zonder uitzondering ook jong en knap. Meestal zijn het twintigers, hooguit begin dertig jaar. Ze leven in een droomwereld die veel mensen aanspreekt.
Wat me soms opvalt in de datingwereld, dat er nog best vaak gedroomd wordt van de perfecte man of droomvrouw, waardoor je je ineens in de zevende hemel waant. Alleen zijn wij ongeveer veertig jaar ouder dan de hoofdpersonen in die tv-films. Ik denk ook weleens aan die boeken van de bouquetserie als ik in het profiel van een man van 70+ lees : ik wil de sterren van de hemel vrijen met haar. Zij, ook 70 zou graag in zijn sterke armen willen verdwijnen.
Als je zoiets opschrijft voel je je in je hoofd misschien ook wel weer twintig jaar. In werkelijkheid zijn velen ons niet meer zo soepel en lenig. Twee tot drie dagen spierpijn lijkt me na zo'n woeste vrijpartij niet denkbeeldig. Daarom vind ik intimiteit een veel beter woord. Intimiteit kent vele gradaties. Van een arm om je heen, tot knuffelen, elkaar teder aanhalen. Wat daar verder nog van komt zie ik later wel weer...
Door het raam
Tenminste twintig minuten, zo lang moet ik dit volhouden van mezelf. Mijn benen draaien rond en rond, mijn armen bewegen in hetzelfde ritme heen en weer. Crosstrainer, zo heet dit ding. Het staat voor het grote raam, naast de loopbanden, en er zitten knopjes op waarmee ik de draaicirkel kan vergroten en verkleinen. Die draaicirkel moet natuurlijk groter, steeds groter - wat goed is voor de heup, voor de heupen. En goed voor mijn moreel.
Het raam van de sportschool is van donker glas, het soort glas dat de wereld van binnen naar buiten gezien helder maakt, en de wereld van buiten naar binnen juist donker. Binnen, daar wordt serieus getraind: Het aardige echtpaar, de grijze man met het buikje, de hockey meisjes, de behulpzame Engelsman, de man die zijn drinkfles alvast op zijn volgende toestel zet, de donkere jonge vrouw in het wijde, witte trainingspak. Ze straalt stijl en klasse uit, deze vrouw, en ze zegt nooit wat. Totdat ze verschrikkelijk hard niest in de toiletruimte achter de kleedkamer. ‘Did I frighten you’, vraagt ze helemaal betraand om het hoekje van de deur. ‘No, you amazed me. I didn’t know you could sneeze that loud’. Ze lacht, en we wensen elkaar ‘a nice day’ als ik naar huis ga.
En buiten, buiten op het plein, daar lopen de scholieren, de reizigers met hun rolkoffers en hun rugtassen, de vaders en moeders met hun kinderwagens en hun boodschappentassen. De scholieren dragen zwarte puff jacks op grijze joggingbroeken - behalve die ene prachtige jongen. Die jongen draagt een wijd uitstaand capuchonjack tot net boven zijn blote navel. Ze lijken elke dag vijf euro mee te krijgen om van te lunchen, de scholieren. Genoeg voor een plastic zakje met twee croissantjes, een blikje energiedrank en een zak chips. Eetze, kinders! De jongens kijken niet naar het raam van de sportschool, de meisjes wel - en aan het even verschikken van hun haren te zien, kijken ze dan naar hun eigen spiegelbeeld. Soms ziet iemand mij - mijn haar licht nogal op achter het donkere glas - en soms zwaait zo iemand dan maar. Ik zwaai terug, voel mij voor even de koningin van de crosstrainers. Mannen wanen zich nogal eens ongezien, alsof het buiten voor mij even donker is als voor hen binnen. Zo’n man blijft dus kijken, zolang hij voor het raam loopt. Ha, ik kan langer naar hem kijken dan hij naar mij! Hij is een docent, een reiziger, een man op weg naar de supermarkt. En ik ben Lois Dodd*, de kunstdocent wier eigen werk pas groots werd tentoongesteld toen ze 85 was. Ze schildert ramen, en het licht dat op de wereld achter het raam valt. Het valt op een open ruimte - zoals achter mijn raam - op bomen, gebouwen, op een heel bos, op het raam van een schuurtje, op het wapperende wasgoed aan de lijn. Rode lakens! Die zullen niet in de wasmachine naar vlekkerig roze verkleuren door een rode sok.
Over sokken gesproken: Ik trof een orthopeed die pas aan opereren denkt als het me niet meer lukt om mijn sokken aan te trekken. Dat heb ik zo voor elkaar, hoor: Een maand lang minimaal bewegen en kijk nou eens, ik kan mijn sokken niet meer aantrekken! Eh. Dat ga ik dus niet doen. Zelfs als jij belooft elke ochtend langs te komen om mij mijn sokken aan te trekken, ga ik dat niet doen.
*Lois Dodd heeft momenteel een expositie in het Haagse Kunstmuseum: ‘Framing the ephemeral'.