Een overdosis fluitekruid
donderdag 7 mei 2020
Ik moest maar eens internationaal gaan daten. Het ziet er immers naar uit dat straks - als er een straks is - de kwetsbare oudere niet zomaar op de trein naar bijvoorbeeld Utrecht kan stappen, maar wel op het vliegtuig naar Barcelona. En laat ik er, om misverstanden te voorkomen, maar direct bij schrijven dat dit een uiting van diepe bezorgdheid is. Niet vanwege dat daten. ´Geduld is zulk een schone zaak´, schreef de oude Hieronymus van Alphen immers al. Het gaat mij om dat vliegtuig.
In een moment van onoplettendheid heb ik drie maanden van blog-ideeën sparen verloren laten gaan. Het is een leeg blad. Geen enkele ingeving, geen verwijzing naar welk artikel, boek of gedicht, naar welke serie dan ook. Het zou nog in de muis kunnen zitten maar nee. Knippen en plakken moet nu eenmaal één vloeiende handeling zijn. Geen handeling die kan worden onderbroken door de deurbel, het aannemen en uitpakken van een pakketje en vooral, door het uitschakelen en opbergen van m´n laptop omdat het de hoogste tijd is voor een rondje Cronesteyn.
Mij rest dus slechts het nu; mijn kleine leventje vol kleine plannen en grootse verlangens. Het kleine leventje waarin ik ontdekte dat ik, naarmate ik minder verschillende mensen spreek, fanatieker word in het delen van al dan niet goed gefundeerde ideeën. Zeg nou zelf. Nergens mag de alleenstaande mens in het openbaar vervoer dicht naast een ander mens zitten, maar in een vliegtuig mag dat wel. In een vliegtuig mogen twee vreemden, zittend op smalle stoelen, zelfs vlak naast elkaar ontbijten! In trein, bus en tram is iedere reiziger zonder noodzakelijkheidsverklaring en mondkapje een potentiële virusverspreider. Geef het vleugels en het mag. Zie je nou wel, ik praat niet genoeg met andere mensen. Ik ben bang dat ik dit meen. Alles verandert en alles is voor niets geweest.
Nu ik niet weg kan, is deze nieuwe oude stad mij dikwijls vreemd. Op reis kunnen gaan, met de trein naar m´n kleindochter of naar de zee; het was immers een speerpunt in mijn besluit om naar Leiden te verhuizen. Wel ben ik inmiddels zeer gehecht aan de dagelijkse ommetjes Cronesteyn samen met mijn Leidse dochter. Cronesteyn, het park met de bosjes en weidevelden, de paadjes en de vaartjes. Het park met de grote ganzen en hun kleine gansjes, de knotwilgen, de broedende zwaan, de beschaduwde velden vol daslook, en het uitbundig bloeiende fluitekruid. Kikkerbloemen was hun naam in de Lopikerwaard, het land waar ik kind was.
Een herinnering. Die andere wandeling, lang geleden, door een Haags park, met een deftige Haagse oom en tante. Bloeiend fluitekruid in de berm. ¨Wie weet de naam van deze bloemen?¨ De deftige oom is biologiedocent. ¨Kikkerbloemen¨, wist ik. Wat mij op twee reprimandes kwam te staan: eentje van de oom (die niet wist dat er in mijn kinderland werkelijk kikkerbloemen bloeiden) en eentje van mijn moeder. Algemeen Beschaafd Nederlands was voor haar de norm. Ach, ik was zo´n meisje met kort ponyhaar, het veilige kapseltje van meisjes wier haren niet geschikt werden geacht voor de fel begeerde paardenstaart met een strik. Zal ik nu een paardenstaart nemen, nu mijn haar doelloos tot op mijn schouders is gegroeid? Nee, het hoeft niet meer. Al raak ik nog steeds, en steeds meer, in tranen als ik door park Cronesteyn loop. Het logische gevolg van geïrriteerde slijmvliezen door een overdosis fluitekruid...
Alles verandert en alles lijkt voor niets geweest. Straks zullen de niet noodzakelijk gebleken vliegtuigen de hemel weer heiig vliegen. Straks zal ik ook in de stad een mondkapje willen dragen vanwege de vele - eveneens niet noodzakelijk gebleken - auto´s. Straks is ook dit virus een doodnormale vijand en is overconsumptie weer heel gewoon.
Zie je wel. Ik praat niet genoeg met andere mensen. Ik ben bang dat ik dit meen.
geplaatst door RodeJas - 3630 keer gelezen
Vorige berichten
Aanhankelijk
Op een uitnodiging is wel eens te lezen, genodigden zijn van harte welkom ‘met aanhang’. Goed bedoeld natuurlijk maar het klinkt eigenlijk niet zo positief, als iets waar ik mee behept ben. Zoals een klit aan mijn kleren hangt, of een rugzakje aan mijn schouders, of het kind aan moeders rokken, zo hangt de aanhang aan mij. Maar er zit zeker ook een positieve kant aan. Een aspect dat verloren is gegaan in het neutrale woord ‘partner’, dat tegenwoordig gangbaar is. Dat is de kant die je nog terugvindt in het woord ‘aanhankelijk’. Het is niet alleen dat je een relatie met een partner hebt, maar aanhankelijk betekent ook “trouw, toegewijd, innig gehecht” (Ensie).
Het tegendeel van aanhankelijk is áfhankelijk. Dat is taalkundig zo klaar als een klontje ;-), maar de twee worden toch nogal eens met elkaar verward. Dan wordt de liefde een soort van ‘wederzijdse afhankelijkheid’ en dat is een misvatting. Natuurlijk is er niets mis mee wanneer je op elkaar bouwt, op elkaar rekent, elkaar steunt. Maar de liefdesrelatie is op waarden gebaseerd, niet op profijt. Wij laten elkaar in onze waarde(n) zeggen we dan. In de praktijk betekent het, dat ik geef zonder iets terug te verlangen. Want wat ik terug krijg, dat is aan de ander, de aanhang zogezegd. Zelfs als mijn aanhang afhankelijk is van (mijn) zorg, dan kan dat niet de basis van een liefdesrelatie zijn, maar alleen een uiting ervan. En wanneer we op die manier een waarde(n)volle verbinding aangaan zal moeten blijken, of wij met elkaar, met die ‘wederzijdse aanhankelijkheid’ gelukkig zijn.
Gaat dat over vertrouwen? - het lijkt er wel op. Daar zit het woord ‘trouw’ in, zoals ook in ‘trouwen’ en ‘huwelijkstrouw’. Dat ‘trouw’ wordt menigmaal platgeslagen tot ‘niet vreemd gaan’, maar trouw betekent veeleer dat ik te vertrouwen ben, dat ik oprecht ben, dat iemand op mij kan bouwen. En dat is weliswaar allemaal niet onbelangrijk maar er is meer aan de hand, iets dat dieper gaat dan vertrouwen. Daar kom ik bij de positieve invulling van aanhankelijkheid, dus als tegenhanger van afhankelijkheid. Het is een wonderlijke verbinding tussen autonomie en overgave, die we herkennen als liefde. Er is geen vinger op te leggen maar als het raak is, dan voel je het wel!
Aanhankelijkheid als tegengestelde van afhankelijkheid, het is even wennen maar ik denk voor een aantal hier wel invoelbaar. Dat we toegewijd en gehecht zouden willen zijn, maar tegelijkertijd ook autonomie willen behouden. Sterker nog, dat we onze en elkaars autonomie beschouwen als een gezonde basis voor liefdevolle verbinding.:-P
Aanpassen aan wenselijk gedrag
Aanpassing hoeft niet per se problematisch te zijn. Dat wordt het pas, als je er zelf geen controle meer over hebt. Met een duur woord wordt dat "fawning" genoemd : behagen door steeds maar een wit voetje te willen halen. Je past je aan om de situatie veilig te houden en de ander tevreden te stellen, doet bijna alles wat daarvoor nodig is.
Een goed voorbeeld hiervan is een sollicitatiegesprek. Voor je het weet leg je je hele agenda op tafel en stem je in met het aannemen van extra werk. De tegenzin die je van binnen voelt, leg je naast je neer. Na afloop kan je je dan fysiek uitgeput voelen. Je hebt je eigen grenzen opzij gezet om die baan te krijgen. Erger wordt het, als dat gedrag ook regelmatig bij vrienden en familie gebeurt."Tuurlijk, als jij wilt dat we het anders doen, doen we dat. Excuses voor mijn domme opmerking, hoe kan ik het goed maken? Sorry, zo had ik niet bedoeld ". Alles voor de lieve vrede, om maar conflicten te vermijden.
Prima als je het echt meent, maar waarschijnlijk zit er ook angst voor afwijzing in, of om verlaten te worden. Jezelf in allerlei bochten wringen, kan je later lelijk opbreken. Op een gegeven moment vraag je je toch af. Waarom kwam ik niet beter voor mezelf op? Maar ja, als je je aangevallen voelt, lukt het op dat moment niet meer om logisch na te denken. Veel mensen gaan dan over tot pleasen. Sociaal wenselijk gedrag tonen hoeft ook helemaal geen probleem te zijn. Jezelf eens wegcijferen kan veel opleveren. Sympathiek gevonden worden, voldoening voelen over wat je hebt bereikt, waardering door anderen, misschien krijg je daardoor ook nieuwe vrienden.
In een groep kan het zelfs noodzakelijk zijn om je aan te passen. Je bereikt niks door je tegen een hechte groep af te zetten. Maar wil dat dan zeggen dat je alleen nog maar kan zeggen wat anderen van je willen horen? Natuurlijk niet, je mag best zeggen hoe je je voelt, als je de ander ook maar in zijn of haar waarde laat. Evolutionair gezien is er zelfs een mechanisme dat onderwerping heet. Voorbeeld? Een klein hondje dat kwispelend op zijn rug gaat liggen als er een grotere hond op hem afkomt, in een poging die gunstig te stemmen om zo de aanval te voorkomen. Dat is immers veiliger dan verzet.
Veel misverstand bij digitaal contact zit in de anonimiteit, vaak kennen de mensen elkaar niet persoonlijk. Het gevaar is dan groot om een post, of tekst, verkeerd te interpreteren, of om te zetten naar de eigen ervaring. Bij persoonlijk contact kan je een misverstand meestal goed uitleggen en dan weer recht zetten. Bij een forum is dat moeilijker, dan kan je zomaar een hele groep over je heen krijgen, die elkaar liken, nog eens extra op de zere plek gaan drukken, gevaar voor escalatie dus. Meestal bloedt de discussie vanzelf dood, als je er verder niet meer op reageert. Verschil van mening of inzicht met een groep die je als eenling ervaart, lost dan niks op. Hoeft ook niet, als die verschillen gewoon naast elkaar mogen bestaan...
Eigenlijk
Ik ben datemoe. Niet zo gek, als ik bedenk hoe lang ik het al doe. Daten bedoel ik.
De gedachte aan de koffiehoek, waar dezelfde mensen elke dag dezelfde mensen ontmoeten die elkaar elke dag dezelfde verhalen vertellen, dringt zich ook steeds vaker aan me op, maar het zou te makkelijk zijn om het alleen daarop te gooien.
Nee, ik ben weer eens aanbeland op een kruispunt in mijn leven. Het overkomt me tot mijn grote opluchting niet al te vaak. Als ik een kruispunt kan ontwijken, zal ik het niet laten en opzoeken doe ik het al helemaal niet, maar van tijd tot tijd is er ook voor mij geen ontkomen aan. Dat alle kruispunten waarop ik in mijn leven ooit heb gestaan een grote gelijkenis vertonen, beschouw ik trouwens als een verontrustende bijkomstigheid.
Ook dit kruispunt lijkt weer sprekend op de andere en stelt me in wezen dezelfde vraag als alle andere: wat wil je nu eigenlijk met de rest van je leven? Een in zijn allesomvattendheid bepaald verlammende vraag, maar het weerhoudt me er blijkbaar niet van de vraag te blijven stellen. Ik wijt het maar aan de hardleersheid die op grote schaal voorkomt in de familie aan moeders kant.
De chef van de stadsredactie, die mij als beginnend verslaggever bij het plaatselijke katholieke dagblad onder zijn hoede had genomen, placht me voor te houden: 'Jongen, als je iemand eigenlijk hoort zeggen, heb je een verhaal te pakken.' Maar dit geheel terzijde.
Er is nog een woord dat me verontrust. Dat is het woord rest. Die wordt namelijk per kruispunt overzichtelijker en doet het gewicht van de vraag omgekeerd evenredig toenemen. Is er wel een antwoord dat het gewicht van deze vraag überhaupt kan dragen?
Eigenlijk weet ik het antwoord wel. Eigenlijk weet ik wel waarom datemoe ben.
En nu doorvragen jongen, hoor ik de chef van de stadsredactie zeggen.
Nou, eigenlijk heb ik weinig te klagen. Ik doe leuk werk, bewoon een nederige stulp op een benijdenswaardige locatie, heb niet al te veel vrienden en een abonnement op Netflix. Eigenlijk heeft die vraag alleen betrekking op de liefde. En weet ik dondersgoed wat ik wil. Eigenlijk.