Een spoor van spullen
maandag 9 november 2020
Volop zon, buiten. En ook binnen, zodat ik de halve tafel rond moest met m´n laptop om schaduw op mijn scherm te houden. Zonder schaduw werkt het niet. Zoals de mens het beste schijnt te gedijen in de schaduw van zijn kleine tegenslagen.
Al met al ligt mijn tafel vol papieren sinterklaas-plannen (toch maar) en staat mijn agenda vol doorgestreepte afspraken. Allemaal wandel-afspraken - wat opmerkelijk is, want ik ben immers van een groot Fries dorp naar de stad verhuisd. Naar een stad met een zeer rijk aanbod van kunst en cultuur nog wel. Precies wat ik graag wilde, toch? Ben ik veranderd door corona? Ik denk het niet, al dwingt corona inderdaad verandering af. Geen verandering van mijn wezen als stadsmens, wel verandering van mijn leven als stadsmens. Maar het zijn vooral de stadse musea die ik mis, en het koor. Over de stadse theatervoorstellingen, de filmhuisfilms en de concerten heb ik tot nu toe slechts met belangstelling gelezen - met als blije uitzondering de Leidse Hofjesconcerten. Waarvan ik trouwens ook een wandeldag heb gemaakt. Ik blijk van alle mogelijkheden die deze stad biedt, vooral het dichtstbijzijnde station te gebruiken: Ik stap daar op de trein om elders te gaan wandelen.
Een pleintje in een oud Utrechts stadje. Wij, mijn wandelgenoot en ik, zitten op een bankje boterhammen te eten. Zij op de ene punt van het bankje, ik op de andere punt - of andersom natuurlijk. We praten wat met een toerfietser die naast ons bankje boodschappen in zijn waterdichte fietstassen stopt, wijzen hem bezorgd op zijn bijna lege waterfles - en voor ons op de keitjes ligt een onderbroek. Kletsnat, modderig. Hij ligt er al even, zo te zien. Een mens weet nooit in welk verhaal hij meespeelt nietwaar, en wij namen voor het gemak maar aan dat het een onschuldig verhaal was, geen politieroman. Dat iemand zijn onderbroek per ongeluk op die keitjes had laten liggen. Dat kan toch? Ik zal maar eens opbiechten wat ik allemaal per ongeluk heb laten liggen het afgelopen half jaar - en dan moet het handschoenen-seizoen nog beginnen:
Een hoed met een brede rand, in de hal van het gemeentehuis van Den Haag. Laten vallen terwijl ik mijn vest uitdeed en onmiddellijk van de aardbodem verdwenen.
Een linnen zakje met drie mondkapjes, twee weggooi en één dure stoffen, in de berm voor een café restaurant in Vlist. Even naast mij neergelegd om mijn tas weer netjes in te pakken na een wandeling en weggelopen zonder achterom te kijken.
Een overzet zonnebril, op het weggetje tussen de twee Penken-Bahnen naar Mayrhofen. Even afgezet om m´n smartphone te checken op appjes van dochterlief, die met de Bahn naar beneden zou komen terwijl ik was gaan lopen.
Een zitmatje, op een metalen ornament in de hal van station Den Bosch. Gewoon opgestaan en weggelopen zonder achterom te kijken.
Mijn huissleutels, op een paadje langs het Vlietkanaal. Uit mijn jaszak gegleden doordat ik de rits niet had dichtgetrokken, en gelukkig achter mij opgeraapt door mijn dochter.
Een tijdelijk zitmatje (een stuk verpakkingsplastic), op een bankje aan de oever van de Linge. Alweer opgestaan en weggelopen zonder achterom te kijken.
Een ui, op de loopband van een supermarkt. Of, beter: Wat ik hier heb laten liggen is de kans om met vier uien thuis te komen. De mevrouw voor mij scheurde haar netje met kleine uien open en had ze bij elkaar geraapt toen uit mijn papieren zak een ui kwam rollen. Een grote ui. De mevrouw pakte hem verrast op en liep weg zonder achterom te kijken.
Een spoor van spullen en een kans, allemaal laten liggen. Laat dit dan maar de schaduw van mijn kleine tegenslagen zijn waarin ik goed kan gedijen.
geplaatst door RodeJas - 3739 keer gelezen
Vorige berichten
Voorland
Ik lig op mijn rug. Wakker. Het plafond staart me aan. Ik kan de aanblik niet verdragen. Staar naar rechts. Een nachtkastje. Naast de wekker die half drie aanwijst, mijn favoriete tijdstip om wakker te worden, een glas met een kunstgebit op een laagje water. Aftakeling on the rocks. Het is niet mijn gebit. Niet mijn wekker, niet mijn nachtkastje. Wanneer heeft ze dat uitgedaan? Lig ik aan haar kant? Jeuk in mijn kruis. Nu ik toch wakker ben, kan ik maar het best even krabbelen, denk ik. Waar is mijn inlegkruisje XXX? Ik heb het vast uitgedaan, voordat we ons schuchter, maar ook gulzig overgaven aan het liefdesspel. Als het maar niet ergens rondslingert. We hadden best wat wijn op. Ik staar naar links. Ze is mooi. En snurkt. Ik prik mijn wijsvinger in haar zij, zacht maar beslist. Het snurken stopt. Ik draai me om op die van mij en laat onbedoeld een keiharde wind. Die was hard, zegt ze. Sorry, zeg ik. Ik dacht dat je sliep, zeg ik. Was ook zo, zegt ze, maar ik werd wakker van je gedraai. Voortaan eerst draaien en dan een scheet laten, denk ik, én morgen op zoek naar oefeningen om de bejaarde sluitspier te versterken. Het is drie uur. Ik draai me om. Zij ook. Ze kijkt me aan. Ik haar. En we vrijen onbevreesd ons voorland tegemoet.
Kibbelen, sparren, brainstormen
Af en toe kibbelen houdt je relatie gezond, zegt men wel. Vervolgens las ik op internet dat kibbelen ook vaak komt door een wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid. Hoezo is kibbelen dan gezond? Een beetje onenigheid over iets onbenulligs toont aan dat je niet zomaar de ander in alles volgt, dat je een eigen mening hebt. Het is meestal een woordenstrijd over kleinigheden.
Mijn ouders hielden ontzettend veel van elkaar. Ze bleven elkaar dan ook trouw tot de dood hen scheidde, maar ze kibbelden ook regelmatig met elkaar. Mijn vader was een dominante man. Hij dacht dat zijn wil wet was, daarom gaf mijn moeder duidelijk haar grenzen aan. Het gaf hun relatie evenwicht. Hij leerde tot hoever hij kon gaan, zij zag veel door de vingers, maar liet zich ook niet ondersneeuwen door hem. Dat is 60 jaar lang prima gegaan. Broers en zussen kibbelen ook wel met elkaar, dat hoort bij het volwassen worden en ook met een eigen identiteit ontwikkelen. Dat kibbelen is vaak maar van korte duur en wordt in de meeste gevallen weer snel bijgelegd.
Iets heel anders is sparren, dat is toch meer informeel. De opzet daarvan is om over een specifiek onderwerp snel van gedachten te wisselen met elkaar. Het doel van brainstormen is een vraagstuk oplossen of om ideeën uit te werken. In de zakelijke wereld wordt brainstormen meestal gebruikt om nieuwe kansen te verkennen. De collega's mogen elkaar kritische vragen stellen om een idee verder uit te werken. In een gespreksgroep is het toch meer een communicatiemiddel om verschillende gedachten van en bij elkaar te toetsen. Het horen van een ander standspunt en daar iets van opsteken, is meestal de bedoeling. Daar hoeft niet per se een oplossing uit te komen.
Maar hoe gaat het dan bij het daten? Daar komt vaak meer onzekerheid om de hoek kijken. Je wilt niet de indruk wekken dat je de ander aan het uithoren bent. Tegelijkertijd wil je er toch wel graag achter komen hoe hij of zij denkt over dingen die je zelf belangrijk vindt, hoe de normen en waarden zijn. Dat kan mogelijk ook een valkuil zijn. Ervaringen uit het verleden kunnen een rol spelen en dat is niet altijd eerlijk. Je hebt namelijk een nieuw onbekend persoon tegenover je. Geduld hebben wat er uit het gesprek komt, is dan niet verkeerd. Het zou je best weleens kunnen verrassen. Door goed te luisteren, eventueel wat aanvullende vragen te stellen, kom je erachter of je (voor)gevoel klopt. Ik geef iemand vervolgens graag het voordeel van de twijfel, daar is niks mis mee...
Donald komt op bezoek
Toen mijn zoon leerde lezen heb ik een abonnement op de Donald Duck genomen. Vele jaren eerder hebben mijn ouders mij met de Pep bedacht. De Pep was een Nederlands stripweekblad dat van 1962 tot 1975 verscheen, speciaal voor hen, die de Donald Duck ontgroeid waren. Ik was stiekem jaloers op mijn vriendje wiens ouders wel op de DD geabonneerd waren. Daarom las ik dat blad altijd bij hem thuis. De verhalen in de Pep vond ik wat belerend. Leren deed ik wel op school.
Gek genoeg heb ik mijn abonnement op DD niet stopgezet toen mijn zoon op eigen benen ging staan en verhuisde naar een appartement niet zo ver van mij vandaan, maar ik heb het blad wekelijks bij hem gebracht. Nu hij zelf kinderen heeft breng ik het weer naar zijn huis, maar dan als leesvoer voor mijn kleinkinderen. Donald en ik komen eens per week, soms na wat langere tijd op visite, en dat bezoek wordt gewaardeerd. Alleen moet de hond, die zij nog niet zo lang hebben, eerst een kwartiertje wennen aan mijn bezoek voordat er ook maar enige vorm van communicatie mogelijk is.
Dit is een onschuldige Donald die met mij op visite gaat. Ik moet er niet aan denken dat ik voor hun deur sta met de Donald, waar de kranten steeds vol van staan. Misschien heeft het geblaf van de hond dan een positief effect. Laat DT maar blijven waar hij is.
Soms moet er een aanleiding zijn om bij iemand in levende lijve aan te wippen. De huidige media als telefoon, beeldbellen vooral, maken het naar mijn mening te gemakkelijk om iemand even “te woord” te staan zonder echt contact, waarbij je elkaar de hand kunt schudden. Uiteraard is digitaal / telefonisch contact een uitkomst bij een grote fysieke afstand of als er omstandigheden zijn, waardoor een van beiden de afstand niet echt kan overbruggen. Denk daarbij aan ziekte, een volgepropte agenda, slechte weersomstandigheden.
Een klassieke aanleiding is de verjaardag. Mijn ouders waren altijd heel blij als ik destijds met mijn partner op visite kwam; nu kwamen wij wel vaker buiten de verjaardagen om. Na hun overlijden en na mijn scheiding was de familie wat uitgedund. Bezoekjes vonden meer en meer plaats bij goede vrienden en bij groepen mensen, dei ik goed ken. Toch is dat anders. Dan nam ik geen DD maar wel een bloemetje of een flesje wijn mee.
Maar ook dan moest er een aanleiding voor zijn. Minder plezierig is een visite als ik op ziekenbezoek ging. Ik heb een tijdje iemand bezocht die ALS had. Raar genoeg ging ik daar altijd weer blij vandaan; een paar maanden geleden is hij overleden. Zijn lichaam kon de strijd tegen die gevreesde ziekte niet meer aan. Maar hij bleef tot het laatste moment blijheid uitstralen.
Het grote geheim van visite is naar mijn stellige overtuiging tweerichtingsverkeer. Er zijn allerlei cartoons over ongewenst bezoek, stereotiep is dan de schoonmoeder met partner, die voor de deur staat terwijl haar schoonzoon zijn handen uit wanhoop omhoog heft.
Dat zo’n visite altijd ongewenst zou zijn is door de cartoonisten en haters van schoonmoeders geopperd. Een Duits liedje verwoordt de andere kant van de medaille: “Wenn du eine schwiegermutter hast”… Dat lied geeft aan, dat we zonder schoonmoeders ook geen dochters zouden zijn, en dus geen partners om een relatie mee aan te gaan.
Er zijn wel visites die spontaan plaatsvinden, visites die een verplicht nummertje zijn, en visites die je uit mededogen doet of om iets te vieren. Een bezoekje heeft in elk geval meer impact dan een contact via de telefoon of de mail. Of zijn er mensen, die daar anders over denken?