Bloemen houden van mensen
maandag 13 september 2021
Bloemen zijn iets extra’s, ze horen niet tot de eerste levensbehoeften. Ook als er geen bloemen te koop zouden zijn gaat het leven gewoon door. Als ik in een huis kom zonder dat er een bloemetje of een bloemdragende plant op tafel staat lijkt het een beetje kaal.
Ik vind de reclameslogan, die voor de titel van deze blog is gekozen eigenlijk niet juist. Hij is zelfs paradoxaal, zouden bloemen als ze konden spreken het leuk vinden om afgesneden te worden en in een vaas te belanden? Waar ze één week en bij een goede verzorging nog twee weken blijven staan voordat ze in de groenbak terechtkomen. Beter zou zijn: Mensen houden van bloemen.
In de muziek wordt aandacht geschonken aan de functie die bloemen hebben voor mensen. Tulpen uit Amsterdam, ik geef je een roosje, ach Margrietje, om er maar een paar te noemen. Er zijn veel gelegenheden waarin bloemen naar voren treden. Verjaardagen, Valentijnsdag, ziekenbezoek. En een bezoekje aan een date. Mannen worden geacht regelmatig voor hun partner een bosje mee te nemen. Bekend is de reactie van degene, die de bloemen ontvangt: “Ach, dat had je niet hoeven doen”. Terwijl de geste wel degelijk op prijs wordt gesteld. Ik heb nog nooit gehoord dat de gever reageerde met “Nu, dan neem ik ze weer mee terug!”
Ik heb toen ik nog op school zat en voordat ik met mijn echte werkzame leven startte in de zomervakantie (veel) vakantiewerk gedaan. Ik woon nu en woonde ook pakweg 72 jaar geleden in Haarlem, aan de rand van de Bollenstreek. Veel leerlingen van middelbare scholen deden vakantiewerk in een bloembollenbedrijf. Daar leer je op een andere manier om liefde te hebben voor bloemen, of eigenlijk voor de bloembol als beginsel voor bloemen. De opzichters in die bedrijven proberen hun tijdelijke medewerkers bij te brengen, hoe ze zorgvuldig met bloemen horen om te gaan. Sommige scholieren pakken die boodschap goed op, maar anderen lappen dat verzoek aan hun laars.
Graag vergelijk ik de omgang met bloemen en ook met planten met een relatie. Veel mensen zien bloemen toch een beetje als een weggooiproduct, als de bloemblaadjes vallen zijn ze niet meer interessant. In mijn vensterbank staat een vetplant, die het al heel wat jaren heeft uitgehouden. Okay, het is geen schoonheid, maar ik kan mij zelf er niet toe bewegen dit levende stukje groen te vervangen door een nieuw exemplaar.
Net als aan planten en bloemen komt aan elke relatie ook als ik dat niet wil toch een einde. Het leven is eindig. Alleen is het levenseinde van een plant of van bloemen oneindig minder ingrijpend voor de verzorgers dan het einde van een huwelijk, samenwoon – relatie of vriendschap. Het grote verschil schuilt ‘m ook in de oorzaken van het einde van de relatie tussen twee mensen en ook de reden, waarom bloemen of planten het niet zo lang uithouden. Mensen besluiten soms zelf een relatie stop te zetten, al dan niet in goed overleg. Of ze moeten accepteren dat een van beide partners overlijdt. Bijzonder vind ik dat bij een uitvaart dan heel vaak bloemen komen kijken. Terwijl die bloemen in zekere zin zelf niet meer levend zijn, ze missen hun wortels, waarmee ze door hun steel verbonden zijn.
Hebben vrouwen een ander gevoel bij bloemen dan mannen? Met een mooi boeket maakt een man een positieve indruk bij een dame, geen enkele vrouw wordt blij als een man haar een verlept bosje geeft, dat hij net heeft gescoord bij de aanbiedingen uit de supermarkt..
De onderliggende gedachte bij het aanreiken van een boeket is ook regelmatig, dat de gever met dat gebaar iets goed wil maken. Of dat echt werkt? Ik heb er zo mijn twijfels over… Wel hoor ik de klacht van vrouwen in een al wat gevorderde relatie, dat haar partner nooit een bosje bloemen meeneemt. Zou hij bang zijn, dat ze iets gaat zoeken achter het bosje bloemen dat haar partner meegenomen heeft?
Ik wens iedereen een fleurige date, hopelijk met een bloemrijk gesprek.
geplaatst door Aktivo1 - 2578 keer gelezen
Vorige berichten
Potjeslatijn
Op ieder potje past een dekseltje. Voor de potjes in mijn keuken gaat dat doorgaans wel op. De potjes en deksels zijn redelijk standaard en vaak uitwisselbaar. Ik kan bovendien ervan uitgaan dat wanneer een potje vandaag bij het deksel past, dat het ook morgen nog het geval zal zijn. Die voorspelbaarheid is een hele geruststelling. Ik ben ook vertrouwd met de inhoud van mijn potjes. Ik weet welke ingrediënten ik moet combineren om er een behoorlijke maaltijd mee mee op tafel kan krijgen. Met sommige ingredienten moet ik behoedzaam omgaan, dat heb ik allemaal wel onder de knie. Per slot van rekening heb ik tijd genoeg gehad om dat allemaal te ontdekken. Mijn verzameling potjes is in de loop der jaren behoorlijk uitgedijd, maar desalniettemin overzichtelijk, alles heeft zijn plek gekregen.
In spreekwoordelijke zin is het een ander verhaal. Potje-vindt-dekseltje mag dan opgaan voor twintigers – vooropgesteld dat die redelijk ongeschonden door de puberteit heen zijn gekomen – maar als vijftig- zestig- zeventigplussers zijn we net als die keuken, ieder van ons een hele verzameling potjes gevuld met verhalen en ervaringen. En op sommige potjes zit ook al een stevig deksel – de kunst is dan juist om het deksel er ooit nog eens vanaf te krijgen, zodat de inhoud verwerkt kan worden. Onze eigen potjes zijn ons vertrouwd, we weten wat er in zit en hoe we ermee moeten omgaan. Maar de potjes die een ander meebrengt, daar moet je maar het beste van hopen.
De vele jaren die mensen feitelijk nodig hebben om elkaars provisiekast te leren kennen en daarmee mooie mengsels te creëren is ons vaak niet gegund. Begrijpelijk ook, want je kunt van te voren niet weten of dat überhaupt kans van slagen heeft. Maar als je nog niet van elkaar weet welke potjes een ander meebrengt, van welke potje je kunt proeven en welke je nog maar even dicht moet laten, dan moet je maar net de mazzel hebben dat je het juiste dekseltje losdraait. En daarna weer, totdat je ook eens een potje kunt breken. En omgekeerd is dat natuurlijk ook het geval. Anders maak je er een potje van. Dat is dus bijna onvermijdelijk.
Potjes met gedistilleerde levenservaring, levenslessen ook, is een voorstelling van zaken die bekend is geworden door de tovenaarswereld van Harry Potter - die naam komt ook niet uit de lucht vallen: potjes met dromen, angsten, verlangens. Vaak een geheimzinnige, duistere inhoud die bedoeld is om geheim te blijven, of in elk geval in de private sfeer, maar in een fantasiewereld loopt het uiteraard anders en aan het eind komt alles goed. Joanne Rowling had het idee overigens weer, althans dat vermoed ik, van Roald Dahl’s GVR. De vriendelijke reus die dromen verzamelt in glazen potjes en de fijne dromen naar slapende kinderen blaast met zijn dromentrompet. De potjes met foute dromen zijn rood en die met goede dromen zijn blauw of groen. Was het maar zo eenvoudig.
In de zevende hemel
Vorige week was er iedere avond een kerstfilm op tv. Meestal zijn die films mierzoet, dus ga ik daar niet naar kijken. Maar ach, eentje om alvast een beetje in kerstsfeer te komen kan geen kwaad. Zoals vaak het geval is, was de plot overbekend. Een jonge, knappe prins die incognito een lief, mooi burgermeisje ontmoet.
Zij werkt in een banketbakkerszaak met heerlijke bonbons, chocola en gebak. Hij wordt straal verliefd op haar. Zij weet uiteraard niet dat hij een prins is en hij geniet daar met volle teugen van. Deze plot zou prima kunnen passen in de boekjes van de Bouquetreeks, de hoofdpersonen daar zijn zonder uitzondering ook jong en knap. Meestal zijn het twintigers, hooguit begin dertig jaar. Ze leven in een droomwereld die veel mensen aanspreekt.
Wat me soms opvalt in de datingwereld, dat er nog best vaak gedroomd wordt van de perfecte man of droomvrouw, waardoor je je ineens in de zevende hemel waant. Alleen zijn wij ongeveer veertig jaar ouder dan de hoofdpersonen in die tv-films. Ik denk ook weleens aan die boeken van de bouquetserie als ik in het profiel van een man van 70+ lees : ik wil de sterren van de hemel vrijen met haar. Zij, ook 70 zou graag in zijn sterke armen willen verdwijnen.
Als je zoiets opschrijft voel je je in je hoofd misschien ook wel weer twintig jaar. In werkelijkheid zijn velen ons niet meer zo soepel en lenig. Twee tot drie dagen spierpijn lijkt me na zo'n woeste vrijpartij niet denkbeeldig. Daarom vind ik intimiteit een veel beter woord. Intimiteit kent vele gradaties. Van een arm om je heen, tot knuffelen, elkaar teder aanhalen. Wat daar verder nog van komt zie ik later wel weer...
Door het raam
Tenminste twintig minuten, zo lang moet ik dit volhouden van mezelf. Mijn benen draaien rond en rond, mijn armen bewegen in hetzelfde ritme heen en weer. Crosstrainer, zo heet dit ding. Het staat voor het grote raam, naast de loopbanden, en er zitten knopjes op waarmee ik de draaicirkel kan vergroten en verkleinen. Die draaicirkel moet natuurlijk groter, steeds groter - wat goed is voor de heup, voor de heupen. En goed voor mijn moreel.
Het raam van de sportschool is van donker glas, het soort glas dat de wereld van binnen naar buiten gezien helder maakt, en de wereld van buiten naar binnen juist donker. Binnen, daar wordt serieus getraind: Het aardige echtpaar, de grijze man met het buikje, de hockey meisjes, de behulpzame Engelsman, de man die zijn drinkfles alvast op zijn volgende toestel zet, de donkere jonge vrouw in het wijde, witte trainingspak. Ze straalt stijl en klasse uit, deze vrouw, en ze zegt nooit wat. Totdat ze verschrikkelijk hard niest in de toiletruimte achter de kleedkamer. ‘Did I frighten you’, vraagt ze helemaal betraand om het hoekje van de deur. ‘No, you amazed me. I didn’t know you could sneeze that loud’. Ze lacht, en we wensen elkaar ‘a nice day’ als ik naar huis ga.
En buiten, buiten op het plein, daar lopen de scholieren, de reizigers met hun rolkoffers en hun rugtassen, de vaders en moeders met hun kinderwagens en hun boodschappentassen. De scholieren dragen zwarte puff jacks op grijze joggingbroeken - behalve die ene prachtige jongen. Die jongen draagt een wijd uitstaand capuchonjack tot net boven zijn blote navel. Ze lijken elke dag vijf euro mee te krijgen om van te lunchen, de scholieren. Genoeg voor een plastic zakje met twee croissantjes, een blikje energiedrank en een zak chips. Eetze, kinders! De jongens kijken niet naar het raam van de sportschool, de meisjes wel - en aan het even verschikken van hun haren te zien, kijken ze dan naar hun eigen spiegelbeeld. Soms ziet iemand mij - mijn haar licht nogal op achter het donkere glas - en soms zwaait zo iemand dan maar. Ik zwaai terug, voel mij voor even de koningin van de crosstrainers. Mannen wanen zich nogal eens ongezien, alsof het buiten voor mij even donker is als voor hen binnen. Zo’n man blijft dus kijken, zolang hij voor het raam loopt. Ha, ik kan langer naar hem kijken dan hij naar mij! Hij is een docent, een reiziger, een man op weg naar de supermarkt. En ik ben Lois Dodd*, de kunstdocent wier eigen werk pas groots werd tentoongesteld toen ze 85 was. Ze schildert ramen, en het licht dat op de wereld achter het raam valt. Het valt op een open ruimte - zoals achter mijn raam - op bomen, gebouwen, op een heel bos, op het raam van een schuurtje, op het wapperende wasgoed aan de lijn. Rode lakens! Die zullen niet in de wasmachine naar vlekkerig roze verkleuren door een rode sok.
Over sokken gesproken: Ik trof een orthopeed die pas aan opereren denkt als het me niet meer lukt om mijn sokken aan te trekken. Dat heb ik zo voor elkaar, hoor: Een maand lang minimaal bewegen en kijk nou eens, ik kan mijn sokken niet meer aantrekken! Eh. Dat ga ik dus niet doen. Zelfs als jij belooft elke ochtend langs te komen om mij mijn sokken aan te trekken, ga ik dat niet doen.
*Lois Dodd heeft momenteel een expositie in het Haagse Kunstmuseum: ‘Framing the ephemeral'.