Na 50 jaar elkaar opnieuw ontmoeten
maandag 16 mei 2022
Ik houd wel van een feestje! Maar wie niet? Standaard “feestjes” zijn voor mij elk jaar mijn verjaardag, de verjaardagen van mijn zoon, schoondochter en hun kinderen, en van enkele goede vrienden. Kerst en Pasen vier ik niet in de huiselijke kring, los van de diepere betekenis van deze dagen.
Er zijn gelukkig nog meer heugelijke feiten, die een feestje rechtvaardigen.
Ik had een uitnodiging ontvangen voor een reünie van een groep mensen, waar ik ongeveer 50 jaar geleden wekelijks minimaal een keer contact mee had. We kwamen op een vaste dag bijeen in een eigen ruimte in mijn stad, en ik ontving een tijdje een deel van hen bij mij thuis op een gespreksavond.
Zo’n uitnodiging prikkelt de belangstelling. Temeer als je er een lijst met namen bij krijgt met vermelding van degenen, die al dan niet komen of in de afgelopen jaren het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld hebben. Een paar van hen had ik de afgelopen jaren in ander verband al meer dan eens gezien, ik zou dus niet tussen allemaal wildvreemden belanden. Uit ervaring weet ik, dat anderen mij beter herkennen dan omgekeerd. Een paar jaar eerder werd ik bij een uitvaartplechtigheid herkend door iemand, met wie ik op de lagere school had gezeten, zestig jaar eerder. Lodewijk van Avezaath zong het al in 1983: “Verrek, zeg kerel ben jij het?”.
Ik besloot maar naar deze reünie te gaan. Er was een high tea aan verbonden, alle deelnemers namen wat lekkers mee. Uit de lijst van mensen die zouden komen had ik enkele namen in mijn geheugen gegrift. Een van hen was V, ik zag haar binnenkomen, haar haren hadden de authentieke bruine kleur verwisseld door mooi egaal grijs. Maar ze had nog dezelfde uitstraling als toen ze bij mij thuis op de bank zat bij de gespreksgroep. Ik had nu een prettig gesprek met V, toch zei iets mij dat ze zich niet helemaal op haar gemak voelde.
Toen er buiten met een zelfontspanner (zodat iedereen er op te zien zou zijn) een groepsfoto werd gemaakt van de ca. 50 aanwezigen miste ik V op het appél. Nee, dat wilde zij duidelijk niet. Kwam het omdat zij geen groepsmens was? Even later had de organisatie van de reünie een speeddate voor de hele groep opgezet. Binnen twee keer twee minuten moest je steeds met iemand anders zes vragen beantwoorden. Het was een beetje confronterend, en ook daar liet V verstek haan. Ik durfde haar niet te vragen waarom ze zich afzijdig hield. Haar vriendin, bij wie ze bijna 50 jaar eerder een tijdje in huis had gewoond ontdekte ze pas later op de middag. Maar toen was het direct “dikke mik” tussen die twee.
In zo’n groot gezelschap ontkom je niet aan kleinere groepjes en “bilaterale” contacten. Later zag ik dat nog een andere enkeling niet echt meedeed met de groepsgerichte activiteiten. Zou dit iets met ieders karakter te maken hebben? Ik lees af en toe in profielen van deze datingsite ook dat iemand de voorkeur geeft aan een één op één contact boven het verkeren in grotere gezelschappen. . Dat is heel begrijpelijk, een mens heeft vaak behoefte om tweezaam te zijn, en één of meer anderen kunnen dat proces verstoren.
Een groepsgebeuren is uit sociologisch en psychologisch oogpunt bezien en door de bestaande en ontstane relaties heel boeiend. Kan het in een groep gebeuren, dat de aandacht voor je eigen partner verflauwt doordat een ander je gaat boeien? Heeft een groep ook gevaren? Wie herkent dit, of vinden jullie dit wat overdreven? En wat ik hier poneer zijn geen stellingen, ook geen aannames, maar meer iets om over na te denken…
geplaatst door Aktivo1 - 2648 keer gelezen
Vorige berichten
Aanhankelijk
Op een uitnodiging is wel eens te lezen, genodigden zijn van harte welkom ‘met aanhang’. Goed bedoeld natuurlijk maar het klinkt eigenlijk niet zo positief, als iets waar ik mee behept ben. Zoals een klit aan mijn kleren hangt, of een rugzakje aan mijn schouders, of het kind aan moeders rokken, zo hangt de aanhang aan mij. Maar er zit zeker ook een positieve kant aan. Een aspect dat verloren is gegaan in het neutrale woord ‘partner’, dat tegenwoordig gangbaar is. Dat is de kant die je nog terugvindt in het woord ‘aanhankelijk’. Het is niet alleen dat je een relatie met een partner hebt, maar aanhankelijk betekent ook “trouw, toegewijd, innig gehecht” (Ensie).
Het tegendeel van aanhankelijk is áfhankelijk. Dat is taalkundig zo klaar als een klontje ;-), maar de twee worden toch nogal eens met elkaar verward. Dan wordt de liefde een soort van ‘wederzijdse afhankelijkheid’ en dat is een misvatting. Natuurlijk is er niets mis mee wanneer je op elkaar bouwt, op elkaar rekent, elkaar steunt. Maar de liefdesrelatie is op waarden gebaseerd, niet op profijt. Wij laten elkaar in onze waarde(n) zeggen we dan. In de praktijk betekent het, dat ik geef zonder iets terug te verlangen. Want wat ik terug krijg, dat is aan de ander, de aanhang zogezegd. Zelfs als mijn aanhang afhankelijk is van (mijn) zorg, dan kan dat niet de basis van een liefdesrelatie zijn, maar alleen een uiting ervan. En wanneer we op die manier een waarde(n)volle verbinding aangaan zal moeten blijken, of wij met elkaar, met die ‘wederzijdse aanhankelijkheid’ gelukkig zijn.
Gaat dat over vertrouwen? - het lijkt er wel op. Daar zit het woord ‘trouw’ in, zoals ook in ‘trouwen’ en ‘huwelijkstrouw’. Dat ‘trouw’ wordt menigmaal platgeslagen tot ‘niet vreemd gaan’, maar trouw betekent veeleer dat ik te vertrouwen ben, dat ik oprecht ben, dat iemand op mij kan bouwen. En dat is weliswaar allemaal niet onbelangrijk maar er is meer aan de hand, iets dat dieper gaat dan vertrouwen. Daar kom ik bij de positieve invulling van aanhankelijkheid, dus als tegenhanger van afhankelijkheid. Het is een wonderlijke verbinding tussen autonomie en overgave, die we herkennen als liefde. Er is geen vinger op te leggen maar als het raak is, dan voel je het wel!
Aanhankelijkheid als tegengestelde van afhankelijkheid, het is even wennen maar ik denk voor een aantal hier wel invoelbaar. Dat we toegewijd en gehecht zouden willen zijn, maar tegelijkertijd ook autonomie willen behouden. Sterker nog, dat we onze en elkaars autonomie beschouwen als een gezonde basis voor liefdevolle verbinding.:-P
Aanpassen aan wenselijk gedrag
Aanpassing hoeft niet per se problematisch te zijn. Dat wordt het pas, als je er zelf geen controle meer over hebt. Met een duur woord wordt dat "fawning" genoemd : behagen door steeds maar een wit voetje te willen halen. Je past je aan om de situatie veilig te houden en de ander tevreden te stellen, doet bijna alles wat daarvoor nodig is.
Een goed voorbeeld hiervan is een sollicitatiegesprek. Voor je het weet leg je je hele agenda op tafel en stem je in met het aannemen van extra werk. De tegenzin die je van binnen voelt, leg je naast je neer. Na afloop kan je je dan fysiek uitgeput voelen. Je hebt je eigen grenzen opzij gezet om die baan te krijgen. Erger wordt het, als dat gedrag ook regelmatig bij vrienden en familie gebeurt."Tuurlijk, als jij wilt dat we het anders doen, doen we dat. Excuses voor mijn domme opmerking, hoe kan ik het goed maken? Sorry, zo had ik niet bedoeld ". Alles voor de lieve vrede, om maar conflicten te vermijden.
Prima als je het echt meent, maar waarschijnlijk zit er ook angst voor afwijzing in, of om verlaten te worden. Jezelf in allerlei bochten wringen, kan je later lelijk opbreken. Op een gegeven moment vraag je je toch af. Waarom kwam ik niet beter voor mezelf op? Maar ja, als je je aangevallen voelt, lukt het op dat moment niet meer om logisch na te denken. Veel mensen gaan dan over tot pleasen. Sociaal wenselijk gedrag tonen hoeft ook helemaal geen probleem te zijn. Jezelf eens wegcijferen kan veel opleveren. Sympathiek gevonden worden, voldoening voelen over wat je hebt bereikt, waardering door anderen, misschien krijg je daardoor ook nieuwe vrienden.
In een groep kan het zelfs noodzakelijk zijn om je aan te passen. Je bereikt niks door je tegen een hechte groep af te zetten. Maar wil dat dan zeggen dat je alleen nog maar kan zeggen wat anderen van je willen horen? Natuurlijk niet, je mag best zeggen hoe je je voelt, als je de ander ook maar in zijn of haar waarde laat. Evolutionair gezien is er zelfs een mechanisme dat onderwerping heet. Voorbeeld? Een klein hondje dat kwispelend op zijn rug gaat liggen als er een grotere hond op hem afkomt, in een poging die gunstig te stemmen om zo de aanval te voorkomen. Dat is immers veiliger dan verzet.
Veel misverstand bij digitaal contact zit in de anonimiteit, vaak kennen de mensen elkaar niet persoonlijk. Het gevaar is dan groot om een post, of tekst, verkeerd te interpreteren, of om te zetten naar de eigen ervaring. Bij persoonlijk contact kan je een misverstand meestal goed uitleggen en dan weer recht zetten. Bij een forum is dat moeilijker, dan kan je zomaar een hele groep over je heen krijgen, die elkaar liken, nog eens extra op de zere plek gaan drukken, gevaar voor escalatie dus. Meestal bloedt de discussie vanzelf dood, als je er verder niet meer op reageert. Verschil van mening of inzicht met een groep die je als eenling ervaart, lost dan niks op. Hoeft ook niet, als die verschillen gewoon naast elkaar mogen bestaan...
Eigenlijk
Ik ben datemoe. Niet zo gek, als ik bedenk hoe lang ik het al doe. Daten bedoel ik.
De gedachte aan de koffiehoek, waar dezelfde mensen elke dag dezelfde mensen ontmoeten die elkaar elke dag dezelfde verhalen vertellen, dringt zich ook steeds vaker aan me op, maar het zou te makkelijk zijn om het alleen daarop te gooien.
Nee, ik ben weer eens aanbeland op een kruispunt in mijn leven. Het overkomt me tot mijn grote opluchting niet al te vaak. Als ik een kruispunt kan ontwijken, zal ik het niet laten en opzoeken doe ik het al helemaal niet, maar van tijd tot tijd is er ook voor mij geen ontkomen aan. Dat alle kruispunten waarop ik in mijn leven ooit heb gestaan een grote gelijkenis vertonen, beschouw ik trouwens als een verontrustende bijkomstigheid.
Ook dit kruispunt lijkt weer sprekend op de andere en stelt me in wezen dezelfde vraag als alle andere: wat wil je nu eigenlijk met de rest van je leven? Een in zijn allesomvattendheid bepaald verlammende vraag, maar het weerhoudt me er blijkbaar niet van de vraag te blijven stellen. Ik wijt het maar aan de hardleersheid die op grote schaal voorkomt in de familie aan moeders kant.
De chef van de stadsredactie, die mij als beginnend verslaggever bij het plaatselijke katholieke dagblad onder zijn hoede had genomen, placht me voor te houden: 'Jongen, als je iemand eigenlijk hoort zeggen, heb je een verhaal te pakken.' Maar dit geheel terzijde.
Er is nog een woord dat me verontrust. Dat is het woord rest. Die wordt namelijk per kruispunt overzichtelijker en doet het gewicht van de vraag omgekeerd evenredig toenemen. Is er wel een antwoord dat het gewicht van deze vraag überhaupt kan dragen?
Eigenlijk weet ik het antwoord wel. Eigenlijk weet ik wel waarom datemoe ben.
En nu doorvragen jongen, hoor ik de chef van de stadsredactie zeggen.
Nou, eigenlijk heb ik weinig te klagen. Ik doe leuk werk, bewoon een nederige stulp op een benijdenswaardige locatie, heb niet al te veel vrienden en een abonnement op Netflix. Eigenlijk heeft die vraag alleen betrekking op de liefde. En weet ik dondersgoed wat ik wil. Eigenlijk.