Vervoer daten en dan eten
maandag 19 september 2022
Ik bedacht net een nieuwe omschrijving voor een cryptogram: Vervoer is eten (voer) dat een flinke afstand aflegt. Wist u dat er ontelbare liedjes over ons vervoer zijn geschreven? Denk aan “De postkoets naar Omsk”: “De veerpont”, beiden van drs. P. “In een rijtuigie, helemaal naar Vinkeveen” van Leen Jongewaard, “Ja, een reisje langs de Rijn”, “Varen, varen, over de baren”, “Toen wij uit Rotterdam vertrokken”, “Op de step, op de step, ben zo blij dat ik hem heb” van Wim Sonneveld, en “There are nine milion bycicles in Bejing” van Katie Melua.
Heel bekend is “Hoe sterk is de eenzame fietser” van Boudewijn de Groot. Dat lied vestigt ook weer de aandacht op het single – zijn! Op Things2share plaats ik een linkje naar dit liedje.
Wat je van ver haalt is lekker. Dat geldt voor eten maar ook voor een geliefde. Wie op date gaat ontkomt niet aan een stukje of een flink stuk rijden om een potentieel maatje te ontmoeten. Daar heb je wel een vervoermiddel voor nodig. Vroeger werden jongens afgerekend op het vervoermiddel, waar ze over beschikten. In mijn late tienerjaren was de brommer met een duozit hét vervoermiddel waarmee je de blits maakte. Bijna niemand van mijn leeftijd had een auto. Je ging naar een dansavondje in de buurt, als je met een aardig meisje had gedanst bood je aan haar thuis te brengen met je tweetakter. Een Puch of Tomos (niet zo comfortabel) of een Kreidler.
Ver voer is dus niet alleen eten dat een route volgt, maar ook een middel om indruk te maken. Ik zie tegenwoordig steeds minder dat een jongen met zijn geliefde achterop op een fiets rijdt… Dat was vroeger erg romantisch, hoewel diegene die achterop zat daar misschien heel anders over dacht! Door de emancipatie is bij autovervoer het stereotiep, dat mannen chaufferen gelukkig verdwenen. Steeds vaker zit de lady achter het stuur en de man als bijrijder ernaast. Er zijn ook in het beroepsvervoer steeds meer dames actief.
Voor een date gelden geen starre regels; niettemin hoort volgens de etiquette de man bij de eerste ontmoeting de kant van de vrouw op te reizen. Om praktische redenen wordt hier natuurlijk wel van afgeweken. Idee achter dit etiquettevoorschrift is dat de man laat zien, dat hij moeite wil doen voor zijn date.
Als je bij de eerste of tweede afspraak samen uit eten gaat heeft dat in mijn beleving iets extra’s. Je kunt dan kiezen voor de Hollandse pot of voor Ver voer, bij de Griek, de Turk, de Chinees, de Italiaan en ga zo maar door. Het restaurantwezen is in ons land kosmopolitisch geworden. Het voer buiten de deur is dus ook Ver voer geworden. Door dit restaurantbezoek zijn in de jaren 60 en 70 ook meer mensen thuis iets exotisch op tafel gaan zetten. De date, die ik in 2013 had in Utrecht mondde uit in een hapje eten én in een relatie van ruim drie jaar.
Wat is het gezellig om als je een klik hebt voor je date bij jou thuis iets in elkaar te flansen. Keus te over, van hutspot, groenten – aardappels – vlees – tot allerlei varianten van het Ver voer. Een nieuwe ontwikkeling is dat je eten ook thuis kan laten bezorgen. Ik denk, dat iemand met een goed bereide dis evenveel waardering oogst als vroeger een tiener indruk maakte op zijn meisje met een mooie brommer of ander vervoermiddel.
Dan moet je wel letten op de ambiance: Een kaarsje op tafel, leuke servetjes. Eten moet smakelijk zijn, waar mogelijk gezond, maar mag ook een vleugje romantiek bevatten.
Ik ben benieuwd hoe het allereerste samen eten en het vervoer bij onze daters zijn gegaan! Brand maar los!
geplaatst door Aktivo1 - 1686 keer gelezen
Vorige berichten
Potjeslatijn
Op ieder potje past een dekseltje. Voor de potjes in mijn keuken gaat dat doorgaans wel op. De potjes en deksels zijn redelijk standaard en vaak uitwisselbaar. Ik kan bovendien ervan uitgaan dat wanneer een potje vandaag bij het deksel past, dat het ook morgen nog het geval zal zijn. Die voorspelbaarheid is een hele geruststelling. Ik ben ook vertrouwd met de inhoud van mijn potjes. Ik weet welke ingrediënten ik moet combineren om er een behoorlijke maaltijd mee mee op tafel kan krijgen. Met sommige ingredienten moet ik behoedzaam omgaan, dat heb ik allemaal wel onder de knie. Per slot van rekening heb ik tijd genoeg gehad om dat allemaal te ontdekken. Mijn verzameling potjes is in de loop der jaren behoorlijk uitgedijd, maar desalniettemin overzichtelijk, alles heeft zijn plek gekregen.
In spreekwoordelijke zin is het een ander verhaal. Potje-vindt-dekseltje mag dan opgaan voor twintigers – vooropgesteld dat die redelijk ongeschonden door de puberteit heen zijn gekomen – maar als vijftig- zestig- zeventigplussers zijn we net als die keuken, ieder van ons een hele verzameling potjes gevuld met verhalen en ervaringen. En op sommige potjes zit ook al een stevig deksel – de kunst is dan juist om het deksel er ooit nog eens vanaf te krijgen, zodat de inhoud verwerkt kan worden. Onze eigen potjes zijn ons vertrouwd, we weten wat er in zit en hoe we ermee moeten omgaan. Maar de potjes die een ander meebrengt, daar moet je maar het beste van hopen.
De vele jaren die mensen feitelijk nodig hebben om elkaars provisiekast te leren kennen en daarmee mooie mengsels te creëren is ons vaak niet gegund. Begrijpelijk ook, want je kunt van te voren niet weten of dat überhaupt kans van slagen heeft. Maar als je nog niet van elkaar weet welke potjes een ander meebrengt, van welke potje je kunt proeven en welke je nog maar even dicht moet laten, dan moet je maar net de mazzel hebben dat je het juiste dekseltje losdraait. En daarna weer, totdat je ook eens een potje kunt breken. En omgekeerd is dat natuurlijk ook het geval. Anders maak je er een potje van. Dat is dus bijna onvermijdelijk.
Potjes met gedistilleerde levenservaring, levenslessen ook, is een voorstelling van zaken die bekend is geworden door de tovenaarswereld van Harry Potter - die naam komt ook niet uit de lucht vallen: potjes met dromen, angsten, verlangens. Vaak een geheimzinnige, duistere inhoud die bedoeld is om geheim te blijven, of in elk geval in de private sfeer, maar in een fantasiewereld loopt het uiteraard anders en aan het eind komt alles goed. Joanne Rowling had het idee overigens weer, althans dat vermoed ik, van Roald Dahl’s GVR. De vriendelijke reus die dromen verzamelt in glazen potjes en de fijne dromen naar slapende kinderen blaast met zijn dromentrompet. De potjes met foute dromen zijn rood en die met goede dromen zijn blauw of groen. Was het maar zo eenvoudig.
In de zevende hemel
Vorige week was er iedere avond een kerstfilm op tv. Meestal zijn die films mierzoet, dus ga ik daar niet naar kijken. Maar ach, eentje om alvast een beetje in kerstsfeer te komen kan geen kwaad. Zoals vaak het geval is, was de plot overbekend. Een jonge, knappe prins die incognito een lief, mooi burgermeisje ontmoet.
Zij werkt in een banketbakkerszaak met heerlijke bonbons, chocola en gebak. Hij wordt straal verliefd op haar. Zij weet uiteraard niet dat hij een prins is en hij geniet daar met volle teugen van. Deze plot zou prima kunnen passen in de boekjes van de Bouquetreeks, de hoofdpersonen daar zijn zonder uitzondering ook jong en knap. Meestal zijn het twintigers, hooguit begin dertig jaar. Ze leven in een droomwereld die veel mensen aanspreekt.
Wat me soms opvalt in de datingwereld, dat er nog best vaak gedroomd wordt van de perfecte man of droomvrouw, waardoor je je ineens in de zevende hemel waant. Alleen zijn wij ongeveer veertig jaar ouder dan de hoofdpersonen in die tv-films. Ik denk ook weleens aan die boeken van de bouquetserie als ik in het profiel van een man van 70+ lees : ik wil de sterren van de hemel vrijen met haar. Zij, ook 70 zou graag in zijn sterke armen willen verdwijnen.
Als je zoiets opschrijft voel je je in je hoofd misschien ook wel weer twintig jaar. In werkelijkheid zijn velen ons niet meer zo soepel en lenig. Twee tot drie dagen spierpijn lijkt me na zo'n woeste vrijpartij niet denkbeeldig. Daarom vind ik intimiteit een veel beter woord. Intimiteit kent vele gradaties. Van een arm om je heen, tot knuffelen, elkaar teder aanhalen. Wat daar verder nog van komt zie ik later wel weer...
Door het raam
Tenminste twintig minuten, zo lang moet ik dit volhouden van mezelf. Mijn benen draaien rond en rond, mijn armen bewegen in hetzelfde ritme heen en weer. Crosstrainer, zo heet dit ding. Het staat voor het grote raam, naast de loopbanden, en er zitten knopjes op waarmee ik de draaicirkel kan vergroten en verkleinen. Die draaicirkel moet natuurlijk groter, steeds groter - wat goed is voor de heup, voor de heupen. En goed voor mijn moreel.
Het raam van de sportschool is van donker glas, het soort glas dat de wereld van binnen naar buiten gezien helder maakt, en de wereld van buiten naar binnen juist donker. Binnen, daar wordt serieus getraind: Het aardige echtpaar, de grijze man met het buikje, de hockey meisjes, de behulpzame Engelsman, de man die zijn drinkfles alvast op zijn volgende toestel zet, de donkere jonge vrouw in het wijde, witte trainingspak. Ze straalt stijl en klasse uit, deze vrouw, en ze zegt nooit wat. Totdat ze verschrikkelijk hard niest in de toiletruimte achter de kleedkamer. ‘Did I frighten you’, vraagt ze helemaal betraand om het hoekje van de deur. ‘No, you amazed me. I didn’t know you could sneeze that loud’. Ze lacht, en we wensen elkaar ‘a nice day’ als ik naar huis ga.
En buiten, buiten op het plein, daar lopen de scholieren, de reizigers met hun rolkoffers en hun rugtassen, de vaders en moeders met hun kinderwagens en hun boodschappentassen. De scholieren dragen zwarte puff jacks op grijze joggingbroeken - behalve die ene prachtige jongen. Die jongen draagt een wijd uitstaand capuchonjack tot net boven zijn blote navel. Ze lijken elke dag vijf euro mee te krijgen om van te lunchen, de scholieren. Genoeg voor een plastic zakje met twee croissantjes, een blikje energiedrank en een zak chips. Eetze, kinders! De jongens kijken niet naar het raam van de sportschool, de meisjes wel - en aan het even verschikken van hun haren te zien, kijken ze dan naar hun eigen spiegelbeeld. Soms ziet iemand mij - mijn haar licht nogal op achter het donkere glas - en soms zwaait zo iemand dan maar. Ik zwaai terug, voel mij voor even de koningin van de crosstrainers. Mannen wanen zich nogal eens ongezien, alsof het buiten voor mij even donker is als voor hen binnen. Zo’n man blijft dus kijken, zolang hij voor het raam loopt. Ha, ik kan langer naar hem kijken dan hij naar mij! Hij is een docent, een reiziger, een man op weg naar de supermarkt. En ik ben Lois Dodd*, de kunstdocent wier eigen werk pas groots werd tentoongesteld toen ze 85 was. Ze schildert ramen, en het licht dat op de wereld achter het raam valt. Het valt op een open ruimte - zoals achter mijn raam - op bomen, gebouwen, op een heel bos, op het raam van een schuurtje, op het wapperende wasgoed aan de lijn. Rode lakens! Die zullen niet in de wasmachine naar vlekkerig roze verkleuren door een rode sok.
Over sokken gesproken: Ik trof een orthopeed die pas aan opereren denkt als het me niet meer lukt om mijn sokken aan te trekken. Dat heb ik zo voor elkaar, hoor: Een maand lang minimaal bewegen en kijk nou eens, ik kan mijn sokken niet meer aantrekken! Eh. Dat ga ik dus niet doen. Zelfs als jij belooft elke ochtend langs te komen om mij mijn sokken aan te trekken, ga ik dat niet doen.
*Lois Dodd heeft momenteel een expositie in het Haagse Kunstmuseum: ‘Framing the ephemeral'.