Contact en communicatie
donderdag 8 oktober 2020
Ik had de radio aanstaan gisteren, maar luisterde niet echt. Totdat ik hoorde zeggen: “Wanneer wereldwijd iedereen 14 dagen thuis blijft, zonder contacten van buitenaf, zijn we na die periode van het virus af”. Ik was gelijk bij de les en vond het iets om over na te denken. Hoe ik dat zou gaan doen, en ook hoe wereldwijd dit dan gerealiseerd zou kunnen worden. Voor mijzelf kan ik dan voor 14 dagen boodschappen inslaan. Dat is te doen. Maar wereldwijd? Dat moet een hele logistieke voorbereiding voor fabrikanten en winkeliers zijn. Het vooruitzicht om dan van het virus verlost te zijn… Te mooi om waar te zijn en misschien wel een te simpele denkwijze. Hoewel…, het laat mij niet los. Gewoon weer de straat op kunnen gaan, kunnen gaan winkelen zonder beperkingen. Kortom, doen waar mensen niet zonder kunnen, elkaar aanraken.
Dat ook mijn gedachten gaan over het corona virus tijdens het schrijven van dit blog, hoeft niemand te verbazen. Wij hebben er allemaal mee te maken. Ook op deze datingsite. Durven we het aan om toch die ontmoeting te realiseren? Laten we de angst voor het virus ons regeren, of vinden we het leven toch te waardevol en laten we onze gevoelens spreken? Voor mijzelf sprekende: het leven gaat door en ik zou ervoor gaan, om de liefde van mijn leven te kunnen ontdekken. Ik zou die afspraak maken, wel met voldoende beschermende maatregelen.
Waar ik mij aan stoor zijn de voortdurende berichten op radio en tv over het corona virus. In journaals en praatshows, op alle tv kanalen, worden we overladen door allerlei uitzendingen hierover. Een middel om er enigszins van los te komen is niet meer tv te kijken, geen internet meer te raadplegen, geen krant meer te lezen en niet meer te luisteren naar de media. Ik ben dan in staat mijn eigen gedachten hierover beter te ordenen zonder al die invloeden van buitenaf. Ik kan dan afstand nemen van goedbedoelde meningen, adviezen en constateringen van héél veel wetenschappers, diverse geraadpleegde virologen en last but not least, het nep nieuws. Ik zou bijna terugverlangen naar de postbode. De berichtenbrenger noem ik hem maar even. Hij bracht niet enkel de brieven van dorp tot dorp rond, maar bracht tegelijkertijd het nieuws. Gezeten aan de keukentafel, vertelde hij wat er zoal in de nabij gelegen omgeving had plaatsgevonden. Een trouwerij in dorp huppeldepup. Een ruzie in een café. Waarom de klok van de toren niet meer luidde. Bij een familie was de 11e boreling geboren. En die en die was ernstig ziek. Gedachten werden uitgewisseld over de politiek. En soms werd hij ook gevraagd, omdat hij er toch langs kwam, een briefje te bezorgen zonder de gebruikelijke kanalen. De postbode wist veel door al die contacten en gesprekken met eventueel een kop koffie aan de keukentafel. Weliswaar werd nieuws minder snel verspreid, er was wel degelijk communicatie, wel dan op een ander vlak en kleinschaliger dan nu het geval is. Nu met al de communicatiemiddelen in overvloed is het dorp de wereld geworden. De tijd van fysiekecommunicatie is grotendeels voorbij.
Steeds meer onderhouden wij contacten nu digitaal. Videobellen, zelfs op deze datingsite, skypen, e-mail, facebook, Twitter om maar wat mogelijkheden te noemen. Het belangrijke contact tussen mensen was al afgenomen door alle digitale communicatie, echter door het fysieke afstand houden i.v.m. het rondwarende virus, wordt het nog eens extra benadrukt en ondervonden. Elkaar niet meer aan kunnen raken, thuiswerken, online lessen voor leerlingen. Geen, of beperkt bezoek aan theaters, wedstrijden, bioscopen…
Daten doen wij nu al jaren digitaal. We maken online contact. Die afstand was en is er al, dat is onveranderd. Alleen tot een ontmoeting komen wordt nu wat lastiger. De mens is vindingrijk en ook hiervoor zullen er mogelijkheden gevonden worden, want… liefdesgevoelens zijn niet uit te bannen. Volg je hart zou ik zeggen.
Misschien is wereldwijd 14 dagen in quarantaine gaan toch niet zo'n slecht idee?!
Liefs,
Monique
geplaatst door monique3 - 3494 keer gelezen
Vorige berichten
Potjeslatijn
Op ieder potje past een dekseltje. Voor de potjes in mijn keuken gaat dat doorgaans wel op. De potjes en deksels zijn redelijk standaard en vaak uitwisselbaar. Ik kan bovendien ervan uitgaan dat wanneer een potje vandaag bij het deksel past, dat het ook morgen nog het geval zal zijn. Die voorspelbaarheid is een hele geruststelling. Ik ben ook vertrouwd met de inhoud van mijn potjes. Ik weet welke ingrediënten ik moet combineren om er een behoorlijke maaltijd mee mee op tafel kan krijgen. Met sommige ingredienten moet ik behoedzaam omgaan, dat heb ik allemaal wel onder de knie. Per slot van rekening heb ik tijd genoeg gehad om dat allemaal te ontdekken. Mijn verzameling potjes is in de loop der jaren behoorlijk uitgedijd, maar desalniettemin overzichtelijk, alles heeft zijn plek gekregen.
In spreekwoordelijke zin is het een ander verhaal. Potje-vindt-dekseltje mag dan opgaan voor twintigers – vooropgesteld dat die redelijk ongeschonden door de puberteit heen zijn gekomen – maar als vijftig- zestig- zeventigplussers zijn we net als die keuken, ieder van ons een hele verzameling potjes gevuld met verhalen en ervaringen. En op sommige potjes zit ook al een stevig deksel – de kunst is dan juist om het deksel er ooit nog eens vanaf te krijgen, zodat de inhoud verwerkt kan worden. Onze eigen potjes zijn ons vertrouwd, we weten wat er in zit en hoe we ermee moeten omgaan. Maar de potjes die een ander meebrengt, daar moet je maar het beste van hopen.
De vele jaren die mensen feitelijk nodig hebben om elkaars provisiekast te leren kennen en daarmee mooie mengsels te creëren is ons vaak niet gegund. Begrijpelijk ook, want je kunt van te voren niet weten of dat überhaupt kans van slagen heeft. Maar als je nog niet van elkaar weet welke potjes een ander meebrengt, van welke potje je kunt proeven en welke je nog maar even dicht moet laten, dan moet je maar net de mazzel hebben dat je het juiste dekseltje losdraait. En daarna weer, totdat je ook eens een potje kunt breken. En omgekeerd is dat natuurlijk ook het geval. Anders maak je er een potje van. Dat is dus bijna onvermijdelijk.
Potjes met gedistilleerde levenservaring, levenslessen ook, is een voorstelling van zaken die bekend is geworden door de tovenaarswereld van Harry Potter - die naam komt ook niet uit de lucht vallen: potjes met dromen, angsten, verlangens. Vaak een geheimzinnige, duistere inhoud die bedoeld is om geheim te blijven, of in elk geval in de private sfeer, maar in een fantasiewereld loopt het uiteraard anders en aan het eind komt alles goed. Joanne Rowling had het idee overigens weer, althans dat vermoed ik, van Roald Dahl’s GVR. De vriendelijke reus die dromen verzamelt in glazen potjes en de fijne dromen naar slapende kinderen blaast met zijn dromentrompet. De potjes met foute dromen zijn rood en die met goede dromen zijn blauw of groen. Was het maar zo eenvoudig.
In de zevende hemel
Vorige week was er iedere avond een kerstfilm op tv. Meestal zijn die films mierzoet, dus ga ik daar niet naar kijken. Maar ach, eentje om alvast een beetje in kerstsfeer te komen kan geen kwaad. Zoals vaak het geval is, was de plot overbekend. Een jonge, knappe prins die incognito een lief, mooi burgermeisje ontmoet.
Zij werkt in een banketbakkerszaak met heerlijke bonbons, chocola en gebak. Hij wordt straal verliefd op haar. Zij weet uiteraard niet dat hij een prins is en hij geniet daar met volle teugen van. Deze plot zou prima kunnen passen in de boekjes van de Bouquetreeks, de hoofdpersonen daar zijn zonder uitzondering ook jong en knap. Meestal zijn het twintigers, hooguit begin dertig jaar. Ze leven in een droomwereld die veel mensen aanspreekt.
Wat me soms opvalt in de datingwereld, dat er nog best vaak gedroomd wordt van de perfecte man of droomvrouw, waardoor je je ineens in de zevende hemel waant. Alleen zijn wij ongeveer veertig jaar ouder dan de hoofdpersonen in die tv-films. Ik denk ook weleens aan die boeken van de bouquetserie als ik in het profiel van een man van 70+ lees : ik wil de sterren van de hemel vrijen met haar. Zij, ook 70 zou graag in zijn sterke armen willen verdwijnen.
Als je zoiets opschrijft voel je je in je hoofd misschien ook wel weer twintig jaar. In werkelijkheid zijn velen ons niet meer zo soepel en lenig. Twee tot drie dagen spierpijn lijkt me na zo'n woeste vrijpartij niet denkbeeldig. Daarom vind ik intimiteit een veel beter woord. Intimiteit kent vele gradaties. Van een arm om je heen, tot knuffelen, elkaar teder aanhalen. Wat daar verder nog van komt zie ik later wel weer...
Door het raam
Tenminste twintig minuten, zo lang moet ik dit volhouden van mezelf. Mijn benen draaien rond en rond, mijn armen bewegen in hetzelfde ritme heen en weer. Crosstrainer, zo heet dit ding. Het staat voor het grote raam, naast de loopbanden, en er zitten knopjes op waarmee ik de draaicirkel kan vergroten en verkleinen. Die draaicirkel moet natuurlijk groter, steeds groter - wat goed is voor de heup, voor de heupen. En goed voor mijn moreel.
Het raam van de sportschool is van donker glas, het soort glas dat de wereld van binnen naar buiten gezien helder maakt, en de wereld van buiten naar binnen juist donker. Binnen, daar wordt serieus getraind: Het aardige echtpaar, de grijze man met het buikje, de hockey meisjes, de behulpzame Engelsman, de man die zijn drinkfles alvast op zijn volgende toestel zet, de donkere jonge vrouw in het wijde, witte trainingspak. Ze straalt stijl en klasse uit, deze vrouw, en ze zegt nooit wat. Totdat ze verschrikkelijk hard niest in de toiletruimte achter de kleedkamer. ‘Did I frighten you’, vraagt ze helemaal betraand om het hoekje van de deur. ‘No, you amazed me. I didn’t know you could sneeze that loud’. Ze lacht, en we wensen elkaar ‘a nice day’ als ik naar huis ga.
En buiten, buiten op het plein, daar lopen de scholieren, de reizigers met hun rolkoffers en hun rugtassen, de vaders en moeders met hun kinderwagens en hun boodschappentassen. De scholieren dragen zwarte puff jacks op grijze joggingbroeken - behalve die ene prachtige jongen. Die jongen draagt een wijd uitstaand capuchonjack tot net boven zijn blote navel. Ze lijken elke dag vijf euro mee te krijgen om van te lunchen, de scholieren. Genoeg voor een plastic zakje met twee croissantjes, een blikje energiedrank en een zak chips. Eetze, kinders! De jongens kijken niet naar het raam van de sportschool, de meisjes wel - en aan het even verschikken van hun haren te zien, kijken ze dan naar hun eigen spiegelbeeld. Soms ziet iemand mij - mijn haar licht nogal op achter het donkere glas - en soms zwaait zo iemand dan maar. Ik zwaai terug, voel mij voor even de koningin van de crosstrainers. Mannen wanen zich nogal eens ongezien, alsof het buiten voor mij even donker is als voor hen binnen. Zo’n man blijft dus kijken, zolang hij voor het raam loopt. Ha, ik kan langer naar hem kijken dan hij naar mij! Hij is een docent, een reiziger, een man op weg naar de supermarkt. En ik ben Lois Dodd*, de kunstdocent wier eigen werk pas groots werd tentoongesteld toen ze 85 was. Ze schildert ramen, en het licht dat op de wereld achter het raam valt. Het valt op een open ruimte - zoals achter mijn raam - op bomen, gebouwen, op een heel bos, op het raam van een schuurtje, op het wapperende wasgoed aan de lijn. Rode lakens! Die zullen niet in de wasmachine naar vlekkerig roze verkleuren door een rode sok.
Over sokken gesproken: Ik trof een orthopeed die pas aan opereren denkt als het me niet meer lukt om mijn sokken aan te trekken. Dat heb ik zo voor elkaar, hoor: Een maand lang minimaal bewegen en kijk nou eens, ik kan mijn sokken niet meer aantrekken! Eh. Dat ga ik dus niet doen. Zelfs als jij belooft elke ochtend langs te komen om mij mijn sokken aan te trekken, ga ik dat niet doen.
*Lois Dodd heeft momenteel een expositie in het Haagse Kunstmuseum: ‘Framing the ephemeral'.