Per lunch
zondag 17 september 2023
Het is de hoogste tijd om nieuwe overwegingen te schrijven. Mijn oude overwegingen zijn nog prima te lezen hoor, maar ja, die zijn nu eenmaal al wat ouder. Het is trouwens een mooie ochtend om te schrijven. Mijn ronde tafel is ronder dan ooit, het regent een beetje, en m'n wandelschoenen staan op de voordeurmat, klaar voor de volgende wandeling. Ik heb bosstof, duinzand en zeezout van hun leer geborsteld, heb ze zorgvuldig ingevet. Op de voordeurmat van zijn eigen huis ligt mijn oppaskat te wachten. Hij blijft, na zijn ontbijt, hopen op een lunch. Of op gezelschap. Hoe zou ik dat kunnen weten als invalkracht? 's Kats fysieke aanvallen van liefde en affectie zijn volledig gericht op het krijgen van wat hij hebben wil - waardoor ik hem dat niet kan geven. Ga van het aanrecht af, dwaas, zo kan ik je vlees niet prakken! Gisteravond heeft hij zijn nagels in mijn oranje jurk gezet; hij vond de stof blijkbaar niet prettig om op te liggen. Wollen schaapje op de jurk gelegd en hoppa, daar lag meneer. Kan nu iemand mij mijn thee aangegeven? Heel even kwam er een oude bekende de hoek om kijken: Zijn geliefde was onlangs overleden, schreef hij, en of ik nu… waarop ik hem (na een welgemeende condoleance) terug schreef dat ik dan alsnog mijn koffie zou uitgieten over zijn schedel. Die geliefde heeft mij ooit opgebeld. Het was een bizar telefoongesprek waarin zij me vertelde hoe ze hem had doorzien, veranderd, verbeterd - en ik besloot toen maar dat hij het werkelijk had getroffen met deze vrouw. Ze wilden nog eens samen langskomen op de fiets, vertelde ze. Ik had immers nog boeken van hem?
In een andere tijd, nog niet zo heel lang geleden, pasten er met gemak twee mannen tegelijk in mijn leven. De ene man verloor ik aan zowel goeroe Jan Geurtz als aan corona. Niet dat hij is overleden. Wel stierf er, zo zonder daadwerkelijke afspraken, iets in onze gevoelens voor elkaar. Gevoelens hebben nu eenmaal voeding nodig. Bij de andere man was het de voortgang in ons beider levens die ons de verbintenis deed beëindigen. Per lunch. (Jawel, als zoiets per brief of per telefoon kan, kan het ook per lunch.) Ze waren zowel prettig in de omgang als seksueel aantrekkelijk, beide mannen. Wat objectief gezien genoeg zou kunnen zijn om met één van hen een relatie aan te gaan - maar wat het gewoonweg niet was. Wat zijn de tekens voor twee mensen die liefdevol met elkaar omgaan, om zich elkaars geliefde te weten? Wat zijn de tekens om te beseffen dat juist déze man alleen maar de enige kan zijn? Kan het de ontroering zijn bij een doodgewoon appje, die korte ademstop bij het zien van zijn foto, het in de war raken door wat hij zegt en hoe hij het zegt, het mijzelf verfoeien omdat ik onbedoeld kattig tegen hem was, of liep te plagen? Er is een liedje op een tekst van Jacob Cats, een canon: ‘Eer wij wat weten. Zijn wij versleten.’ Maar geloof me, dat plagen durf ik echt alleen maar wanneer ik mij helemaal veilig voel bij een man.
Ik heb gezien hoe zijn schoenen zich rond zijn voeten sloten, hoe zijn ogen plotseling donker werden, hoe zongebruind zijn nek is. Ik vroeg hem of ik aan hem mocht zitten. Wat mocht. Waarmee ik hem impliciet toestemming gaf om aan mij te zitten. Waar het veel te warm voor was, zei hij. ‘‘Lieveling,’’ dat zei hij ook. Lieveling. En ik zou wel vaker zo’n eind met hem willen lopen - al moeten we dan ook vaker afscheid nemen. Afscheid nemen van deze man staat garant voor verwarring: ‘‘Voor herhaling vatbaar?’’ ‘‘Absoluut!’’ En dan wil ik nú weten wanneer dan, nú, nú, nú - maar we kijken elkaar aan, net zo lang totdat het kijken overgaat in zoenen, en we zoenen net zo lang totdat zijn trein het station binnenrijdt.
Dit, wat het ook moge zijn, begon overigens per lunch. En zo langzamerhand is het ook tijd voor nieuwe wandelschoenen. Mijn pelgrimsschoenen zijn aan het verslijten - wat precies is waarop ik mijn hoop had gevestigd toen ik ze kocht: Nog de tijd hebben om ze te verslijten; ooit weer nieuwe pelgrimsschoenen te mogen kopen. Ik koos hetzelfde model, in een andere kleur. Donkerder, deftiger. En wat zijn ze prachtig! Maar ze zitten te krap. Dat kan niet, m'n oude schoenen zitten ruim genoeg. Ze zitten te krap. Dat geeft niet, ze zijn zo mooi. Ze zitten te krap. Ik kan ze laten oprekken bij de schoenmaker. Aha, ze zitten dus te krap. Klopt, ze zitten te krap. Mijn nieuwe pelgrimsschoenen zitten te krap. Ze moeten terug in de doos, terug naar de winkel.
Ik neem nog een slok hete koffie. Het grootste gevaar is nu, dat dit alles een verhaaltje wordt.
Zomaar een verhaaltje.
geplaatst door RodeJas - 1506 keer gelezen
Vorige berichten
Aanhankelijk
Op een uitnodiging is wel eens te lezen, genodigden zijn van harte welkom ‘met aanhang’. Goed bedoeld natuurlijk maar het klinkt eigenlijk niet zo positief, als iets waar ik mee behept ben. Zoals een klit aan mijn kleren hangt, of een rugzakje aan mijn schouders, of het kind aan moeders rokken, zo hangt de aanhang aan mij. Maar er zit zeker ook een positieve kant aan. Een aspect dat verloren is gegaan in het neutrale woord ‘partner’, dat tegenwoordig gangbaar is. Dat is de kant die je nog terugvindt in het woord ‘aanhankelijk’. Het is niet alleen dat je een relatie met een partner hebt, maar aanhankelijk betekent ook “trouw, toegewijd, innig gehecht” (Ensie).
Het tegendeel van aanhankelijk is áfhankelijk. Dat is taalkundig zo klaar als een klontje ;-), maar de twee worden toch nogal eens met elkaar verward. Dan wordt de liefde een soort van ‘wederzijdse afhankelijkheid’ en dat is een misvatting. Natuurlijk is er niets mis mee wanneer je op elkaar bouwt, op elkaar rekent, elkaar steunt. Maar de liefdesrelatie is op waarden gebaseerd, niet op profijt. Wij laten elkaar in onze waarde(n) zeggen we dan. In de praktijk betekent het, dat ik geef zonder iets terug te verlangen. Want wat ik terug krijg, dat is aan de ander, de aanhang zogezegd. Zelfs als mijn aanhang afhankelijk is van (mijn) zorg, dan kan dat niet de basis van een liefdesrelatie zijn, maar alleen een uiting ervan. En wanneer we op die manier een waarde(n)volle verbinding aangaan zal moeten blijken, of wij met elkaar, met die ‘wederzijdse aanhankelijkheid’ gelukkig zijn.
Gaat dat over vertrouwen? - het lijkt er wel op. Daar zit het woord ‘trouw’ in, zoals ook in ‘trouwen’ en ‘huwelijkstrouw’. Dat ‘trouw’ wordt menigmaal platgeslagen tot ‘niet vreemd gaan’, maar trouw betekent veeleer dat ik te vertrouwen ben, dat ik oprecht ben, dat iemand op mij kan bouwen. En dat is weliswaar allemaal niet onbelangrijk maar er is meer aan de hand, iets dat dieper gaat dan vertrouwen. Daar kom ik bij de positieve invulling van aanhankelijkheid, dus als tegenhanger van afhankelijkheid. Het is een wonderlijke verbinding tussen autonomie en overgave, die we herkennen als liefde. Er is geen vinger op te leggen maar als het raak is, dan voel je het wel!
Aanhankelijkheid als tegengestelde van afhankelijkheid, het is even wennen maar ik denk voor een aantal hier wel invoelbaar. Dat we toegewijd en gehecht zouden willen zijn, maar tegelijkertijd ook autonomie willen behouden. Sterker nog, dat we onze en elkaars autonomie beschouwen als een gezonde basis voor liefdevolle verbinding.:-P
Aanpassen aan wenselijk gedrag
Aanpassing hoeft niet per se problematisch te zijn. Dat wordt het pas, als je er zelf geen controle meer over hebt. Met een duur woord wordt dat "fawning" genoemd : behagen door steeds maar een wit voetje te willen halen. Je past je aan om de situatie veilig te houden en de ander tevreden te stellen, doet bijna alles wat daarvoor nodig is.
Een goed voorbeeld hiervan is een sollicitatiegesprek. Voor je het weet leg je je hele agenda op tafel en stem je in met het aannemen van extra werk. De tegenzin die je van binnen voelt, leg je naast je neer. Na afloop kan je je dan fysiek uitgeput voelen. Je hebt je eigen grenzen opzij gezet om die baan te krijgen. Erger wordt het, als dat gedrag ook regelmatig bij vrienden en familie gebeurt."Tuurlijk, als jij wilt dat we het anders doen, doen we dat. Excuses voor mijn domme opmerking, hoe kan ik het goed maken? Sorry, zo had ik niet bedoeld ". Alles voor de lieve vrede, om maar conflicten te vermijden.
Prima als je het echt meent, maar waarschijnlijk zit er ook angst voor afwijzing in, of om verlaten te worden. Jezelf in allerlei bochten wringen, kan je later lelijk opbreken. Op een gegeven moment vraag je je toch af. Waarom kwam ik niet beter voor mezelf op? Maar ja, als je je aangevallen voelt, lukt het op dat moment niet meer om logisch na te denken. Veel mensen gaan dan over tot pleasen. Sociaal wenselijk gedrag tonen hoeft ook helemaal geen probleem te zijn. Jezelf eens wegcijferen kan veel opleveren. Sympathiek gevonden worden, voldoening voelen over wat je hebt bereikt, waardering door anderen, misschien krijg je daardoor ook nieuwe vrienden.
In een groep kan het zelfs noodzakelijk zijn om je aan te passen. Je bereikt niks door je tegen een hechte groep af te zetten. Maar wil dat dan zeggen dat je alleen nog maar kan zeggen wat anderen van je willen horen? Natuurlijk niet, je mag best zeggen hoe je je voelt, als je de ander ook maar in zijn of haar waarde laat. Evolutionair gezien is er zelfs een mechanisme dat onderwerping heet. Voorbeeld? Een klein hondje dat kwispelend op zijn rug gaat liggen als er een grotere hond op hem afkomt, in een poging die gunstig te stemmen om zo de aanval te voorkomen. Dat is immers veiliger dan verzet.
Veel misverstand bij digitaal contact zit in de anonimiteit, vaak kennen de mensen elkaar niet persoonlijk. Het gevaar is dan groot om een post, of tekst, verkeerd te interpreteren, of om te zetten naar de eigen ervaring. Bij persoonlijk contact kan je een misverstand meestal goed uitleggen en dan weer recht zetten. Bij een forum is dat moeilijker, dan kan je zomaar een hele groep over je heen krijgen, die elkaar liken, nog eens extra op de zere plek gaan drukken, gevaar voor escalatie dus. Meestal bloedt de discussie vanzelf dood, als je er verder niet meer op reageert. Verschil van mening of inzicht met een groep die je als eenling ervaart, lost dan niks op. Hoeft ook niet, als die verschillen gewoon naast elkaar mogen bestaan...
Eigenlijk
Ik ben datemoe. Niet zo gek, als ik bedenk hoe lang ik het al doe. Daten bedoel ik.
De gedachte aan de koffiehoek, waar dezelfde mensen elke dag dezelfde mensen ontmoeten die elkaar elke dag dezelfde verhalen vertellen, dringt zich ook steeds vaker aan me op, maar het zou te makkelijk zijn om het alleen daarop te gooien.
Nee, ik ben weer eens aanbeland op een kruispunt in mijn leven. Het overkomt me tot mijn grote opluchting niet al te vaak. Als ik een kruispunt kan ontwijken, zal ik het niet laten en opzoeken doe ik het al helemaal niet, maar van tijd tot tijd is er ook voor mij geen ontkomen aan. Dat alle kruispunten waarop ik in mijn leven ooit heb gestaan een grote gelijkenis vertonen, beschouw ik trouwens als een verontrustende bijkomstigheid.
Ook dit kruispunt lijkt weer sprekend op de andere en stelt me in wezen dezelfde vraag als alle andere: wat wil je nu eigenlijk met de rest van je leven? Een in zijn allesomvattendheid bepaald verlammende vraag, maar het weerhoudt me er blijkbaar niet van de vraag te blijven stellen. Ik wijt het maar aan de hardleersheid die op grote schaal voorkomt in de familie aan moeders kant.
De chef van de stadsredactie, die mij als beginnend verslaggever bij het plaatselijke katholieke dagblad onder zijn hoede had genomen, placht me voor te houden: 'Jongen, als je iemand eigenlijk hoort zeggen, heb je een verhaal te pakken.' Maar dit geheel terzijde.
Er is nog een woord dat me verontrust. Dat is het woord rest. Die wordt namelijk per kruispunt overzichtelijker en doet het gewicht van de vraag omgekeerd evenredig toenemen. Is er wel een antwoord dat het gewicht van deze vraag überhaupt kan dragen?
Eigenlijk weet ik het antwoord wel. Eigenlijk weet ik wel waarom datemoe ben.
En nu doorvragen jongen, hoor ik de chef van de stadsredactie zeggen.
Nou, eigenlijk heb ik weinig te klagen. Ik doe leuk werk, bewoon een nederige stulp op een benijdenswaardige locatie, heb niet al te veel vrienden en een abonnement op Netflix. Eigenlijk heeft die vraag alleen betrekking op de liefde. En weet ik dondersgoed wat ik wil. Eigenlijk.