Beschuit
zaterdag 24 mei 2025

De tijdspanne die mijn herinneringen beslaan, is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid groter dan de tijd die mij is gegeven om ze te maken.
Leuke tegeltjeswijsheid, maar wat moet een mens ermee? Geen minuut meer dralen, als je iemand ziet die je leuk vindt en die jou leuk lijkt te vinden?
Daar gaan we al. Hoeveel tijd neem je om lijken in blijken te zien veranderen? Vol erin? Voorzichtig aftasten? Voor je het weet, ben je te laat. Of te vroeg. In de liefde is timing je beste vriend of je grootste vijand. En dat weet je helaas pas achteraf. Dan pas is het een herinnering. Niet eerder. En wát de herinnering is, weet je ook pas dan.
Dus dat cliché dat je herinneringen voor later nu moet maken, klopt, maar wát voor herinneringen dat dan tegen die tijd zijn, daar kun je nu helaas niets over zeggen.
En dat gedoe over de toekomst, dat gaat dus eigenlijk alleen maar over nu. Over je verlangen van nu, van welke aard ook. Voorbeeldje: ik zou met jou wel een beschuitje willen eten. Dat cliché wijst natuurlijk naar de morning after, hopelijk niet de pil, maar het gaat dus gewoon over wat je nu wilt. Nee, nu geen beschuit, morgenochtend pas! Maar toch moet ik dan dus wel nú naar de supermarkt om een rol beschuit te halen.
Ingewikkelde materie, verleden, heden en toekomst.
geplaatst door PlanB - 483 keer gelezen
Vorige berichten
Op reis
Een heel gedoe, op reis. De afgelopen dagen gingen op aan voorbereiding, werk afronden, huis op orde maken. Normaal gesproken kabbelen allerlei zaken rustig door. Goede voornemens worden vooruitgeschoven, deadlines worden niet gehaald , administratie blijft liggen, maar nu moet alles in kannen en kruiken. Anders ga ik niet met een gerust gevoel weg. Want uitstel betekent niet meer “morgen weer een dag” . Er zit gelijk een hele maand tussen, het geruststellende gevoel van “kan later nog wel” ontbreekt. En zo worden zaken die anders in de praktijk nog weken of maanden zouden blijven liggen nu afgehandeld. Dus fijn dat er af en toe zo’n schoonschipmoment is.
Nu ben ik dus op reis, zoals een pelgrim betaamt en ik zal deze blog dan ook kort houden want het is best lastig om de rust te vinden om ervoor te gaan zitten. Op reis ben ik voortdurend bezig met basale dingen: waar kan ik een ik eten kopen, waar kan ik overnachten, ben ik niks vergeten? Uiteraard ben ik inderdaad van alles vergeten en moet er geïnproviseerd worden. Op reis is nog maar weinig vanzelfsprekend en dat is gelijk ook het aantrekkeleijke ervan. Een tijdelijke terugtrekking uit de wereld van gemak, weer voelen hoe het is om voortdurend te moeten nadenken over primaire behoeften (waar kan ik naar de wc ;-?). Dan kan ik daarna de luxe van thuis weer een tijdje des te meer waarderen.
Op reis maak je hier of daar wel een praatje met iemand, maar echte ontmoetingen, daar is het nog niet van gekomen. Dat blijft toch lastig, ook al zijn er zeker wel vaker contactmomenten: je moet iets vragen, je doet iets onhandigs en mensen schieten je te hulp. Een enkele keer vraagt iemand waar kom je vandaan, want met rugzak en camera ben ik natuurlijk herkenbaar as estrangeiro. Maar daarbij blijft het dan ook. Ook daar heeft het internet wel oplossingen voor, apps waar reizigers/pelgrims met elkaar praten en afspreken. Maar daar begin ik niet aan. Ik zie wel hetgeen het toeval op mijn pad brengt. Leuke, interessante en wie weet liefdevolle ontmoetingen via de geneugten van het internet laat ik even achter in Nederland, 2500 kilometer hiervandaan, in onze comfortabele wereld van modern communicatie-gerief. :-P
Sprookjes bestaan (maar soms ruiken ze een beetje naar erwtensoep)
Het begon allemaal met knarsend gedraai van de Stoomcarrousel, waar Betsy van Driel, 65 en weduwe), fervent breister ( maar alleen op woensdag) zich elegant probeerde te nestelen in een houten wagentje dat, naar haar mening, de vering had van een kerkbank in de winter. Net toen ze haar tas vol pepermuntjes, zakdoeken en een thermoskan met koffie op schoot had gelegd, plofte er iemand naast haar neer.
"Zo, dit is toch beter dan een rollator," klonk het naast haar. Betsy draaide haar hoofd. Naast haar zat een man met een wilde grijze haardos, een brede grijns en een T-shirt met de tekst: ‘Ik ben niet oud, ik ben retro! "Ik ben Harry," zei hij, "70 jaar, weduwnaar. En ú ruikt naar ouderwets geluk. Of is dat koffie?" "Dat is DE koffie," zei Betsy trots. "Filtermaling, Buisman en een vleugje liefde. Als u het lief vraagt, mag u straks wel proeven."
Gillend gefluit kondigde het begin van de rit aan . De paarden galoppeerden, het orgel braakte een polka uit 1923 uit en het duo stuiterde synchroon op hun zitvlak alsof ze al jaren samen trainden op een Olympische tweemansbob. Vriendelijk groetend verdwenen ze even later met de overigen uit hun gezelschap weer uit elkaars leven zoals mensen dat ook vergaat bij roltrappen en bingoavonden. Maar de Efteling had andere plannen. Twee uur later stond Betsy, plukkend aan een suikerspin zo groot als haar hoofd, in de wachtrij voor Vogel Rok. Ze keek opzij. Stond hij daar echt? Ja!
"U weer!" grapte Harry. schertsend." Volgt u mij soms?" "Ha ha! Dat dacht ik van jou," zei Betsy. "Ik had je al bij de Poffertjeskraam gespot, achter een bord van formaat kindermatras. Ze lachten. En gilden samen in de achtbaan alsof ze zestien waren, met losgeslagen kunstgebitten die op het nippertje in de mond bleven.
Bij Fata Morgana kwamen ze elkaar wéér tegen. Dit keer niet door toeval, maar omdat Harry subtiel (lees: uiterst opzichtig) achter haar aan was geslopen. In het bootje, tussengebochelde marktkooplieden en zwevende geesten, raakten ze aan de praat over hun ervaringen bij het daten. "Online daten is niks voor mij," zei Betsy. "Ik had een man die beweerde dat hij 1 meter 85 was. In werkelijkheid was hij 1 meter 60 en stond op een krukje tijdens onze videochat."
"Ik had er eentje die zei dat ze een avontuurlijk type was," zei Harry. "Ze bedoelde: ‘ik rijd zonder gordel naar het tuincentrum’." "En de laatste man die me mee uit vroeg," zuchtte Betsy, "nam me mee naar een lezing over composteren." "Sexy," zei Harry. "Inderdaad."
Bij Villa Volta ging het mis. Of goed, afhankelijk van hoe je ‘evenwicht’ en ‘chemie’ definieert. Terwijl het huis begon te tollen en de kamer ondersteboven leek te draaien, greep Betsy Harry beet. En Harry Betsy. In elkaars armen, klem tegen elkaar gedrukt, terwijl de wereld om hen heen duizelde, was er een blik. Een vonk. Een giechel.
"Volgens mij ben ik verliefd," fluisterde Betsy. "Of misselijk," zei Harry. "Maar ik gok op het eerste." "Of allebei." Hand in hand strompelden ze naar buiten, hun harten kloppend als drumslagen van de Droomvlucht. Alles leek perfect.
Totdat beiden na een kwartier vaststelden dat ze in het Sprookjesbos waren beland. "Ach, laten we hier nog even wandelen," stelde Betsy voor. "Even afkoelen na al die opwinding."
Het begon met een kwinkslag, een praatje met Langnek en , een selfie met de Boze Wolf. Maar toen moesten ze toegeven… “We zijn verdwaald.” "Was dit al de derde keer dat we Roodkapje passeren?" vroeg Harry. "Ik denk het wel," zei Betsy. "Of ze heeft een tweelingzus."
Na een uur begon Harry zich zorgen te maken. "Volgens mij worden we in de gaten gehouden door een kabouter." "Dat is Klaas Vaak," zei Betsy. "Die ziet alles. Zelfs jouw warrige haar." De avond viel. Even verderop galmde de stem van Holle Bolle Gijs door het bos: "Papier hier…". “ Ik begin te denken dat we in een loop zijn beland," fluisterde Betsy. "Een sprookjesloop. We zijn de nieuwe bewoners van het Sprookjesbos!" lachte ze. "Ik mag hopen van niet," zei Harry. "Hoewel, als ik dan maar naast jou kom te wonen. In een paddenstoel of zo. Met centrale verwarming." Ze keken elkaar aan. Lachten. En liepen verder, hand in hand, op zoek naar de uitgang waar hun beider nageslacht zou moeten staan, inmiddels bezorgd over waar zij zich hadden verstopt en onwetend van het begin van hun ontluikende vriendschap.“
Want als sprookjes ergens bestaan, dan is het in een oud wagentje, een draaiende villa, en misschien, heel misschien, in de ogen van iemand die je per ongeluk drie keer op een dag tegenkomt. Die verdere zoektochten in datingland overbodig maakt, die hongerige magen vult. En zo geschiedde. Met erwtensoep !
Een andere wereld
Ik liep de supermarkt van Castricum uit, gelegen aan een winkelplein, toen ik een hartverscheurend gehuil hoorde. Op een stenen bank vlakbij de ingang van de supermarkt, zat een wat slordig uitziend stel. Zij huilde aan een stuk door en schreeuwde tegen hem. Hij zat onverstoorbaar een sigaret te roken en keek recht voor zich uit. Hij bekommerde zich totaal niet om haar. Ik ving in het voorbij gaan deze zin op : hoe kan je me dat verbieden, als je weet dat ik dat nodig heb? Ik wist niet of zij hulp nodig had, maar durfde me er niet mee te bemoeien.
Tien meter verderop stond een houten bankje, dus ging ik daar maar even op zitten. Na de sigaret pakte de man een blikje bier en ging dat rustig op zitten drinken. Hij keek daarbij ook geen moment naar zijn huilende vriendin. Op hetzelfde plein stond enkele meters bij mij vandaan een broodmagere man tegen een muur geleund op iemand te wachten. Na enige minuten ging hij op een andere stenen bank, op hetzelfde plein, recht tegenover mij zitten. Ik zag door de spijkerbroek de contouren van zijn dunne benen, die zo mager waren dat ik het eng vond. Zijn wangen waren ook helemaal ingevallen in een asgrauw gezicht. Toch rookte of dronk hij niet, hij zat daar bewegingsloos en keek naar de winkel waar hij eerder naast had gestaan.
Na enkele minuten kwam daar een oude vrouw uit. Zij was in tegenstelling tot hem nogal gezet en liep voorover gebogen omdat ze een zware zak meezeulde. De magere man veerde op en riep : hier, hier, hier, maar hij bleef wel zitten. Zij keek eerst verdwaasd om zich heen en pas na enige tijd zag ze hem. Terwijl ze naar hem toe liep, stond hij op en begon weg te lopen. Deze man bekommerde zich dus ook niet om de vrouw. waarop hij al die tijd had staan wachten. Hij nam de zware zak niet van haar over, maar liep circa 5 meter voor haar uit. Zij strompelde zonder iets te zeggen achter hem aan, Even verderop gingen ze de hoek om.
De huilende vrouw van het andere stel was inmiddels gekalmeerd. Ze had nu zelf een sigaret opgestoken. Haar vriend bemoeide zich nog steeds niet met haar. Zij keek nu zelf strak voor zich uit. Ik zag de diepe lijnen in haar door het leven getekende gezicht. Ik besloot met mijn boodschappen naar mijn auto te lopen, want alles leek rustig. Op weg naar huis huiverde ik van alle ellende die deze 2 stellen zichtbaar hadden uitgestraald. Een hele andere wereld had zich voor mijn ogen afgespeeld, dat had diepe indruk op mij gemaakt.
Enige dagen later ging ik met mijn museumvriend naar de nieuwe tentoonstelling van het Singer Museum in Laren, getiteld : Wij zijn natuur. Deze expositie is ook tot stand gekomen met medewerking van prinses Irene en haar diepgewortelde verbondenheid met alles wat leeft in de natuur. In de introductiefilm had zij het over het Mycelium, het broze wortelstelsel van schimmels dat zich onder de grond enorm kan uitbreiden. Boven de grond resulteert dat in de natuur, met alles wat maar bloeit en groeit. Op grote tv-schermen zag ik hoe dat netwerk versneld opgebouwd werd, door al die schimmeldraden onder de grond. Boven de grond vormt zich dan een plant, een boom of een groot bos. Dat maakte ook indruk op mij. Het mycelium heeft een bijzondere impact op mensen, het versterkt namelijk ons immuunsysteem.
Het contrast met het harde bestaan van die 2 stellen, enkele dagen eerder op dat winkelplein, was enorm. Mensen zijn stuk voor stuk een onderdeel van alles wat leeft op de aarde. Laten we daarom niet alleen goed zorgen voor onze planeet, maar ook voor onszelf en voor elkaar...